Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IOseph wert neder in Egipten geuoert Ende Putiphar een man van Egipten Pharaos Ga naar margenoot* ritmeestere) cocht hem van den Ismaeliten, die hem van daer af brachten,

2

Ende die HEERE was met Ioseph, ende hi was gheluckich in alle dinck, wat hi dede ende hi woonde in zijns heeren des Egiptinaers huys,

3

Ende zijn heere sach wel, dat die HEERE met hem was, Want al dat hi dede, dat liet die HEERE geluckichlijck verghaen, door sine handen,

4

Ende Ioseph vant ghenade voor sinen heere, ende diende hem, Ga naar margenoot* Van den welcken hi ghestelt wesende ouer al, regeerde hi dat huys, dat hem ghelooft was, ende alle dat hem beuolen was,

5

Ende die EEERE ghebenedide) des Egiptinaers huys, om Iosephs wille, ende vermenichfuldichdet, soo wel in huysingen, als in sine ackers, ende in alderhande goeden,

6

Ga naar margenoot* Ende hi en bekende niet anders) dan dat broot dat hi adt. Ende Ioseph was scoone van aensichte, ende eerlijck te aensien.

7

Ende het gebuerde na veel dagen, dat zijns heeren wijf, haer ooghen op Ioseph wierp, ende sprack slaept bi mi,

8

Ga naar margenoot* Hi en woude hem tot dat zeer quade werck niet voeghen) ende sprack tot haer, siet, mijn heere en weet niet wat int huys is, ende al wat hi heeeft, dat heeft hi onder mijn handen ghedaen,

9

Ende en heeft niet soo groot inden huyse, ten is in mijnder machte, sonder v alleen, want ghi zijt zijn huysfrouwe, Hoe soude ick dan nv soo grooten quaet moeghen doen, Ga naar margenoot+ ende teghen Godt sondighen?

[pagina c3r]
[p. c3r]

10

met dusdanighe woorden was die vrouwe daghelics moeyelijc den iongelinghe, ende hi weygerde oncuyscheyt te bedriuen.

11

Het gebuerde op eenen dach, dat Ioseph in dat huys ghinck om zijn dinghen te doen Ga naar margenoot+ ende daer en was gheen mensche vanden gesinne des huys daer bi,

12

ende si nam hem bi sine cleederen, ende sprac, Slaept bi mi, Maer hi liet den mantel in haerder hant ende ontuloot, ende liep ten huyse wt,

13

Als si nv sach dat hi zijn cleet in haer hant liet, ende Ga naar margenoot* si versmaet was)

14

riep si het gesinne in huys, ende sprack tot hen luyden, Siet, hi heeft ons den Ebreeuschen man hier in gebracht, dat hi ons bespotten soude Hi quam tot mi hier in, om dat hi bi mi ligghen wilde, Ende doen ick riep,

15

hoorde hi mijn stemme, doen liet hi zijn cleet bi mi, ende vloot, ende liep wech wt.

16

Ende daeromme in een teeken des geloofs hielt si den mantel Ga naar margenoot* ende thoonde dien haeren manne als hi) thuys quam,

17

segghende, Die Ebreeusche knecht dien ghi ons hier in ghebracht hebbet, quam tot mi hier in, dat hi mi bespotten soude,

18

maer doen hi hoorde dat ick riep, doen liet hi sinen mantel bi mi, ende vloot wech wt,

19

Als die heere hoorde dese dinghen, ende te zeere gheloouende zijnhuysfrouwen woorden, is hi zeer toornich gheworden.

20

Ende zijn heere nam Ioseph ende leuerde hem inder gheuanckenisse, daer des conincs gheuangenen in laghen, Ga naar margenoot+ ende lach aldaer gesloten,

21

Maer die HEERE was met hem, ende ontfermde zijns, ende ghaf hem ghenade int aenscouwen des ouersten des geuanckenis,

22

dat hi hem leuerde alle die geuangen, die inder bewarenissen waren ghehouden, ende watter gesciede was onder hem,

23

Ga naar margenoot* ende hi en wiste nergens af, so gheloofde hi Ioseph, alle dinck, Want) die HEERE was met hem, ende schicte alle zijn wercken.

§ Vanden droome des schenckers ende des backers door Ioseph beduyt, dwelcke alsoo geschiede, dat die schencker op die feeste des conincs geboorten dach weder aent schenc quam, ende die backer aen die ghalghe.

margenoot+
A
margenoot*
theb. hoefmeester

margenoot*
the. ende stelde hem ouer zijn huse, ende al wat hi hadde dede hy onder zijn handen, ende van dier tijt aen gebenedijde die HEERE.

margenoot*
theb. daeromme liet hyt al onder ioseph handen al wat hi hadde, Ende hy en hadde nyet daer af.

margenoot*
the. hi weygerde hem

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
herbr. ontuloot

margenoot*
th. tot dat zijn heere

margenoot+
D

margenoot*
theb. want de ouerste des geuanckenis sach dat

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken