Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xliij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe dyerte dructe alle dat lant zeere,

2

ende doen alle die spijse verteert was, die si te voren wt Egypten ghebracht hadden, sprack Iacob tot zijn sonen, Trect weder henen, ende coopt ons een weynich spijsen,

3

Doen antwoorde Iudas, ende sprack, Die man oorconde ons onder ghetuyghenis des eets segghende, Ghi luyden en sult mijn aensicht niet sien, ten si dat uwe ioncste broeder met v come,

4

Wildy onsen broeder met ons seynden, so sullen wi reysen, ende v te eten coopen,

5

maer en wildy hem niet seynden, so en sullen wi niet reysen, want die man heeft tot ons gheseyt, ghi luyden en sult mijn aensichte niet sien, sonder uwen ioncsten broedere.

6

Israel sprack, Ga naar margenoot* dat hebdy) ghedaen tot mijnder katiuicheyt, dat ghi gheseyt hebt tot hem, Ga naar margenoot+ hoe dat ghi noch eenen broeder hadt.

7

Si antwoorden, Die man vraechde ons bi ordinancie na ons gheslachte, oft onse vader leefde, ende oft wi noch eenen broeder hadden, Ende wi hebben hem gheantwoort voort, daer na dat hi vraechde, Hoe consten wi gheweten, dat hi segghen soude, brengt uwen broeder met v?

8

Doen sprack Iudas tot Israel sinen vader, Seynt dat kint met mi, dat wi gaen reysen, ende moghen leuen, ende niet steruen beyde wi ende onse kinderen,

9

Ic ontfanghe dat kint, van minen handen, eysschet hem weder, ten si dat sake dat ick hem wederom brenghe, ende leuere hem v, ick sal teghen v der sonden schuldich wesen in allen tijden,

10

want waert dat wi niet en hadden ghebeyt, wi waren wel tweemael weder ghecomen.

11

Ga naar margenoot+Doen sprack Israel haer vader tot hen luyden, Moet dan also zijn? so doet dat ghi wilt, ende neemt van des lants beste vruchten, [kolom] in uwe vaten, ende brengt den man ghiften, een luttel Balsem ende honich, wierooc ende therebintijn, ende myrrhe, ende dadelen, ende amandelen,

12

Neemt oock dubbel gelt met v, ende dat gelt dat v bouen in uwe sacken weder gheworden is, draecht dat oock weder met v, messchien daer is in ghedoolt,

13

oock neemt uwen broedere, gaet henen, ende coemt weder totten man,

14

Maer die almachtighe God make, dat ghi hem lichtelijck te vreden stelt, ende seynde met v wederom uwen broeder, Ga naar margenoot* dien hi gheuanghen hout,) ende desen Ben Iamin, Ick sal wesen sonder kinderen, als eene die berooft is.

15

Doen namen si dese giften, ende dubbel gelt met hen, ende Ben Iamin, ende si reysden, ende trocken in Egypten, ende stonden bi Ioseph,

16

Ende doen hijse ghesien hadde te gader met Ben Iamin, so beual hi den Rentmeester zijn huys segghende, Leyt dese mannen in huys, ende slaet, ende bereyt een maeltijt want si sullen te noenen met mi eten,

17

Ende die man dedet, so hem Ioseph gheseyt hadde, ende brocht die mannen in Iosephs huys.

18

Ga naar margenoot+Daer vreesden si, ende spraken tot malcanderen Wi zijn hier ingheleyt om des ghelts wille, dat wi in onse sacken weder gheuonden hebben, op dat hi op ons een ouerdaet brenghe met gewelt, daer mede dat hi ons make tot eyghen knechten met onsen ezelen,

19

Daerom ghinghen si totten man die ouer Iosephs huys was,

20

ende spraken met hem voor die duere des huys, ende seyden, Mijn Heere wi bidden v, dat ghi ons hoort, Wi zijn hier voortijts hier afghetrocken om spijse te coopen,

21

ende als wi in die herberghe quamen, ende onse sacken op deden, so vonden wi tgelt bouen in die sacken, het welck wi nv int selue ghewichte weder ghebrocht hebben,

22

ende hebben oock ander gelt met ons afghebrocht, Ga naar margenoot+ om te coopen dat ons van noode is, maer wi en weten niet, wie dat onse gelt in onse sacken ghesteken heeft,

23

Hi sprack, Die vrede si met v, en vreeset niet, uwe God ende ws vaders God heeft v eenen schat in uwe sacken ghegheuen, want dat ghelt dat ghi mi ghegheuen hebt, daer ben ick mede vernoecht, Ende hi bracht Simeon daer wt tot hem,

24

ende als hijse in Iosephs huys ghebrocht hadde, ghaf hi hem water, ende si wiesschen haer voeten, ende ghaf haeren ezelen voeder,

25

ende si bereyden die ghifte tot dat Ioseph quam ter noenen, want si hadden ghehoort, dat si daer dbroot eten souden.

26

Aldus is Ioseph in zijn huys ghecomen, Ga naar margenoot+ ende si hebben hem voort ghebracht die ghiften houdende in haer handen, ende hebben

[pagina c5v]
[p. c5v]

aenghebeden lancs opter aerden,

27

Ende als hijse wederomme ghoedertierlijcken ghegruet hadde, vraechde hi segghende, Is uwe vader ghesont die oude man, daer ghi mi af gheseyt hebbet? leeft hi noch?

28

Si antwoorden, Vwe knecht, onse vader is ghesont, ende hi leeft noch, ende ter aerden nijghende baden si hem aen.

29

Ende Ioseph hief zijn ooghen op, ende sach sinen broeder Ben Iamin zijns moeders sone ende sprack, is dat uwe ioncste broeder daer ghi luyden mi afgeheseyt hebt? ende Ioseph seyde noch, God si v ghenadich mijn sone,

30

ende Ioseph haeste in huys te gaen, want zijns herten gront wert beroert op sinen broedere, ende die tranen braken hem wt, ende hi ghinck in zijn slaepcamere, ende weende,

31

ende als hi zijn aensichte ghewasschen hadne, quam hi wt, ende hielt hem vast, ende seyde, legt broot op.

32

Ende als dat broot gheleyt was, so zijn si gaen sitten, Ga naar margenoot+ Ioseph aen deen side, ende zijn broederen aen die ander side, ende die Egyptenaren die met hem aten bysonder, want het is den Egyptenaren ongheoorloeft metten Hebreeuschen te eten, want si meynen, dat alsulcken brasserie ongheoorloeft is,

33

ende si saten omtrent Ioseph, Die eerste gheboren na zijn eerste gheboorte, ende die ionckste, na zijnder ionckheyt, Ende si verwonderden hen zeer

34

vanden gherechten die si van hem namen, als sise ontfinghen, Ende dat meeste deel quam Ben Iamin, so dat hi vijf deelen te bouen ghinck, Ende si hebben ghedroncken, ende werden droncken met hem.

§ Hoe Ioseph zijn broeders van dieften beclaecht, stekende den Cop in Ben Iamins sack, ende hoe Iudas stelde hem seluen voor Ben Iamin te pande

margenoot+
A

margenoot*
the. waer om hebdy dat.
margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken