Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xlij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALs Iacob Ga naar margenoot* hoorde) datter graen int lant van Egypten vercocht wert, sprack hi tot sinen sonen, Waeromme versuymdijt?

2

Siet ick hoore, dat in Egypten graen vercocht wort, trect af, ende coopt ons dat ons Ga naar margenoot* nootdrufte is,) dat wi leuen, ende niet en steruen,

3

aldus trocken af Iosephs thien broederen, om in Egypten graen te coopen,

4

maer BenIamin Iosephs broeder en liet

[pagina c4v]
[p. c4v]

Iacob met sinen broederen niet trecken, want hi sprack, Hem mocht een ongheluck ouercomen ter auontueren inden wech.

5

Ga naar margenoot+Also quamen Israels kinderen in Egypten metten anderen die met hen quamen, om graen te coopen, want int lant Canaan was oock een dyerte,

6

ende Ioseph was een Regent int lant van Egypten, ende na sinen wille ende gheboden wert den volcke graen vercocht, Als zijn broeders hem aenghebeden hadden,

7

ende hijse aensach, ende kendese, so sprack hi hart met hen, ghelijck tot vremde lieden, ende seyde tot hen, van waer coemdy hier? Si antwoorden, wten lande Canaan om nootdrufte ons leuens te coopen,

8

Maer hoe wel dat hijse kende, si en kenden hem nochtans niet.

9

Ende Ioseph wert ghedachtich der droomen, die hi somtijts ghesien hadde, ende sprack, Ghi luyden zijt bespieders, ende zijt ghecomen om te sien waer dat lant crancste is,

10

Si antwoorden, Neen, ten is so niet mijn Heere, uwe knechten zijn ghecomen om spijse te coopen,

11

wi zijn alle eens mans sonen, wi zijn vredelijck, ende v knechten en soecken gheen quaet te doen,

12

Ioseph sprack tot hen. Het is al anders, ghi zijt ghecomen om te mercken die plaetsen vanden landen die qualijck beschermt ende cranck zijn,

13

Si antwoorden hem, Wi uwe knechten zijn twaelf ghebroeders eens mans sonen, int lant Canaan, ende die ioncste is bi onsen vader, maer die andere en is niet meer voor ooghen.

14

Ga naar margenoot+Ioseph sprack tot hen, dat ist dat ick v gheseyt hebbe, ghi luyden zijt bespieders,

15

Daer aen wil ick nv v proeuen, Bi die salicheyt Pharaonis, ghi luyden en sult niet van hier comen, ten si dat uwe ioncste broeder oock hier come,

16

seynt eenen van v luyden derwaerts, die uwen broeder hale, maer ghi luyden sult gheuanghen blijuen, Also wil ick proeuen uwe reden, oft ghi luyden metter waerheyt omme gaet, oft niet, want waer niet also, so sidy bi die salicheyt Pharaonis bespieders,

17

ende hi dedese te samen in eender bewaringhe drie daghen lanck.

18

Ten derden daghe sprack hi tot hen luyden, Ga naar margenoot+ Doet also ick v gheseyt heb, ende ghi sult leuen, Want ick vreese God,

19

sidy vredelijck, so laet een van uwen broederen ghebonden ligghen in die gheuanghenisse, ende trect ghi luyden henen, ende voert v graen dat ghi ghecocht hebt in uwe huysen met v,

20

ende brenget uwen ioncsten broeder tot mi, So mach ick uwen woorden gheloouen, op dat ghi luyden niet en sterft, Ende si deden also. [kolom]

Ga naar margenoot+ Ende si spraken tot malcanderen,

21

Wi lijden dit recht na onsen verdiensten, want wi hebben ghesondicht teghen onsen broeder, siende die bangicheyt zijnder zielen, doen hi ons badt, ende wi en hebbens niet ghehoort, Daeromme is dese tribulacie op ons ghecomen,

22

vanden welcken een Ruben ghenoemet, sprack, en seyde ict v niet, doen ick sprack, en besondicht v niet aen dat kint, ende ghi luyden en wildet niet hooren? Siet, nv wort zijn bloet gheeysschet.

23

Maer si en wisten niet, dattet Ioseph verstonde, want hi sprack met hen door een bediedere,

24

ende Ioseph keerde hem achterwaert, ende weende, als Ioseph hem wederomme keerde met hen sprekende,

25

so nam hi wt hen luyden Simeon, ende bant hem voor haere ooghen, ende beual den dienaers datmen haer sacken met graen vullen soude, ende haer ghelt weder legghen, een yeghelijck in sinen sack, daer toe oock een yeghelijcken zijn teeringhe opter reysen, ende men deden also.

26

Ende si loeden haer ware op haer ezels, ende trocken van daer,

27

maer als haerder een sinen sack open dede, ende soude sinen ezele voederen in die herberghe, siende zijn ghelt bouen inden sack,

28

sprack tot sinen broederen, mijn ghelt is mi weder gheworden, siet, in minen sack ist, Doen werden si verwondert, ende verschrict onderlinghe, ende spraken, Wat is dit, dat ons God ghedaen heeft?

29

Ga naar margenoot+Ende si zijn ghecomen tot haeren vader Iacob int lant Canaan, ende si seyden hem, alle wat hen ghebuert was, ende spraken,

30

Die man die int lant Heere is, sprack hart met ons, ende hielt ons voor bespieders des lants,

31

Ende als wi antwoordeden, wi zijn vredelijck, ende noyt verspieders gheweest,

32

maer wi zijn twaelf ghebroeders ons vaders sonen, die een en is niet meer voor ooghen, ende die ioncste is noch inden daghe van huyden bi onsen vader int lant Canaan.

33

Hi antwoorde, Daer aen wil ick mercken, oft ghi vredelijck zijt, Een van uwen broederen laet bi mi, ende neemt die nootdrufte voor v huys, ende trect henen,

34

ende brenghet uwen ioncsten broeder tot mi, op dat ick mercken mach, dat ghi gheen bespieders en zijt, ende moecht ontfanghen desen, die hier ghehouwen wort inden banden, ende voort aen moechdy oorlof hebben te coopen dat ghi wilt.

35

Ga naar margenoot+Ende als dese dinghen vertelt waren, ende si die sacken wt schudden, vant een yeghelijck sinen bundele ghelts in sinen sack, ende als si

[pagina c5r]
[p. c5r]

alle veruaert waren,

36

Doen sprack Iacob haer vader, Ghi hebt ghedaen dat ick sonder kinderen ben, Ioseph en is niet leuendich, Simeon wort gheuanghen ghehouden Ben Iamin suldy wech leyden, Al dit quaet is gheuallen ouer mi,

37

Ruben antwoorde sinen vader, ende sprack, Oft ick hem niet weder en brenghe, so doodet mijn twee sonen, leuert hem alleene in mijn hant, ick sal hem v weder brenghen,

38

Hi sprack, Mijn sone en sal niet met v af trecken, want sine broeder is doot, ende hi is alleen ouerbleuen, want quaem hem een ongheluck ouer int lant daer ghi henen reyst, so soudy dan mijn grijs hayr met rouwe ter hellen leyden.

§ Hoe Iosephs broeders met ghiften comen brenghende Ben Iamin mede, ende die geuanghen wort verlost, ende bracht met hen luyden ende si werden met hem droncken.

margenoot+
A
margenoot*
the. sach.

margenoot*
th. graen.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken