Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xlviij. Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+DAer na als dit aldus gheleden was, wert Ioseph gebootschapt, dat zijn vader sieck was, Ende hi nam met hem beyde zijn sonen Manasse ende Epraim Ga naar margenoot* ende is ghereyst, om daer te ghaen)

2

Ende het wert Ga naar margenoot* den ouden manne) geseyt, Siet uwe sone Ioseph coemt tot v, ende Israel werdt ghesterct, ende sadt opt bedde,

3

Ende als Ioseph tot hem ghecomen was, seyde hi hem, God almachtich openbaerde hem mi tot Lusa die int lant van Canaan is, ende ghebenedide my,

4

ende sprack tot mi, Siet, ic sal v vermenichfuldighen, ende sal v tot een groote schare volx maken, ende sal dit lant gheuen v, ende uwen zade na v, Ga naar margenoot+ tot een eewige besittinge,

5

Nv dan sullen uwe twee sonen Manasses ende Ephraim, die v geboren zijn in Egipten, eer ic hier in gecomen ben tot v, mijn zijn ghelijck als Ruben ende Simeon, sullen si mi gheacht worden,

6

Maer die ghi nae hen wint, sullen uwe zijn, Ende sullen gherekent zijn met haeren broeders namen in haer erfdeel.

7

Want als ick wt Mesopotanien quam ontstarf mi Rachel int lant Canaan op den

[pagina c8r]
[p. c8r]

weghe, Ga naar margenoot* ende het was in die Lenten tijt, ende ick ghinck in Ephrata) ende ick groefse in den wech Ephrate, die anders ghenaemt is Bethlehem.

8

Ende Israel siende Ioseps sonen, sprack wie zijn dese?

9

Ioseph antwoorde, het zijn mine sonen, die mi God hier in deser plaetsen gegeuen heeft, Iacob sprac, Brengtse hier tot mi, dat icse ghebenedie,

10

Want Israels ooghen waren verduystert van ouderdom ende en consten niet wel claer sien, Ende Ioseph brachtse tot hem, Iacob custese ende omhelsdese

11

ende sprack tot Ioseph, Siet, Ga naar margenoot* Ick en ben niet ghehoont, van uwen aenschouwen) Daerenbouen heeft mi God uwe zaet vertoont

12

Ende doense Ioseph ghenomen hadde van zijns vaders schoot, Ga naar margenoot* aenbadt hi ghestrect lancs der aerden)

13

ende settede Ephraim in zijn rechter hant, teghen Israels slincker hant, ende Manasses in zijn slincker handt teghen Israels rechter hant, ende schictese beyde totten vader waert,

14

Ende Israel strecte zijn rechter hant wt, ende leydese op Ephraim des ioncsten hooft, Ga naar margenoot+ ende zijn slincker hant op Manasses hooft, die deerste gheboren was,

15

Ende hi ghebenedijde Iosephs sonen, ende sprack Ga naar margenoot* veranderende die handen) Godt, voor den welcken dat mine vaderen Abraham ende Isaack ghewandeldt hebben, die Godt, die mi van mijn ioncheyt, tot desen teghenwoordighen daghe gheuoedet heeft,

16

die Enghel die mi verlost heeft van allen quade, die gebenedie dese kinderen, Ga naar margenoot* ende laet mijnen naem aenroepen ouer hen, ende den naem mijnder vaderen Abraham ende Isaac) ende dat si wassen in een groote menichte opter aerden.

17

Maer doen Ioseph sach, dat zijn vadere die rechter hant op Ephraims hooft leyde, Ga naar margenoot+ nam hi dat swaerlijc op, ende nam zijns vaders hant, dat hise van Ephraims hooft op Manasses hooft leggen soude,

18

ende sprack tot hem, Ten behoort alsoo niet mijn vader, dese is die eerste geboren, legt uwe rechter hant op zijn hooft,

19

Maer Iosephs vader weygerde dat, ende sprack, Ick weet wel mijn sone, Ic weet wel, dat dese oock sal worden tot een volck, ende sal groot worden, maer zijn ioncste broeder sal meerder worden, dan hi, ende zijn zaet sal in veel volx wassen,

20

Alsoo ghebenedidese Iacob in dien daghe, ende sprack, In v moet Israel ghebenedijt worden, datmen segghe, God doe v, ghelijck Ephraim ende Manasse, ende settede also Ephraim voor Manasse. [kolom]

21

Ende Israel sprack tot Ioseph, Siet, ick sterue, ende Godt sal met v zijn, ende sal v wederbrengen in uwer vaderen lant.

22

Ick gheue v een deel, buyten uwen broederen, dat ick met mijnen swaerde ende boghe, wt den handen der Amoriten genomen hebbe.

§ Hoe Iacob sinen kinderen propheteert, hoet eenen yeghelijcken gaen sal, Ende dat Christus (seyt hi onder dat woordeken Silo) vanden gheslachte Iuda comen sal, Ende Iacob kiest zijn begrauenisse, ende hi sterft.

margenoot+
A
margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot*
the. Iacob

margenoot+
B

margenoot*
thebr doen daer noch een velt weghes van Ephrata was

margenoot*
theh Ic hebbe uwe aensichte ghesien, dat ic niet gedacht en hadde ende siet

margenoot*
the. vielen si neder op die aerde op haer aensicht, Daer namse Iospeh beyde

margenoot+
C

margenoot*
th. doende wetende also met sinen handen

margenoot*
theb. dat si nammen ende mijnder vaderen Abrahams ende Isaacs namen genaemt worden

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken