Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot Moysen segghende,

2

Heylighet mi alle eerste geboren, Ga naar margenoot* dat zijns moeders lichaem opdoet) biden kinderen van Israel, beyde mensch ende vee, Want si zijn alle mijn.

3

Doen sprack Moyses tot den volcke, Gedent desen dach inden welcken ghi wt Egipten, wt den huyse des diensts gheghaen zijt, dat die HEERE v met machtigher hant van deser plaetsen wt heeft gheleyt, Daeromme en suldy gheen geheeft broot eten,

4

Huyden sidy wtgegaen inder maent Ga naar margenoot* der nieuwer vruchten.)

5

Ende als v die HEERE brengen sal int lant der Cananiten, Hethiten, Amoriten, Heuiten, ende Iebusiten, dat hi uwen vaderen ghesworen heeft, v te geuen, een lant daer honich ende melck in vloeyt, so suldy dese heylighe maniere houden in dese maent,

6

Seuen dagen suldy ongeheeft broot eten, ende inden seuensten dage is des HEREN feeste,

7

Daer om suldy seuen dagen ongeheeft broot eten, dat gheen geheeft deech, noch gheen geheeft broot geuonden en worde, in alle uwe palen.

8

Ga naar margenoot+Ende ghi sult uwen sone segghen, tot dier seluer tijt, Om des wille, dat mi die HEERE gedaen heeft, doen ic wt Egipten troc, [kolom]

9

Daerom salt v een teeken zijn in uwe hant, ende een litteeken, Ga naar margenoot+ voor uwe ooghen, op dat des HEEREN wet altijt si in uwen mont, ☞ dat die HEERE v met machtiger hant wt Egypten geuoert heeft,

10

Daeromme houdt dese maniere, iaerlics tot zijnder tijt.

11

Ga naar margenoot+Ende als v die HEERE int lant der Cananiten gebrocht heeft, also hi v, ende uwen vaderen gesworen heeft, ende hi v dat gheeft,

12

So suldy den HEERE, wtscheyden, alle dat die moeder breect, ende dat eerste geboren onder dat vee, dat een manneken is.

13

Deerste geboren van eenen ezele, suldy lossen met eenen scape, Ist dat ghijt niet en lost, so suldijt dooden. Maer alle deerste geboren der menschen onder uwe kinderen suldy lossen,

14

Ende wanneer v kint, huyden oft morgen v vragen sal, Wat is dat? Suldy hem seggen, Die HEERE heeft ons met machtiger hant wt Egipten, vanden dienstachtigen huyse geuoert,

15

want doen Pharao verhart was, dat hi ons niet en wilde laten, versloech die HEERE, alle deerstegeboren in Egypten lant, van des menschen eerstegeboren aen, tot des vees eerstegeboren, Daerom offere ic, den HEERE, al dat de moeder ontdoet dat manlic is, Ende die eerstegeboren mijnder kinderen losse ic,

16

Ende dit sal v een teeken in uwe hant zijn, ende een teeken des aendachts voor uwen oogen, dat ons de HEERE, met machtiger hant wt Egypten geuoert heeft.

17

Als Pharao dat volck ghelaten hadde, Ga naar margenoot+ so en brocht ons God niet aen die strate door der Philistinen lant, die ten naesten was, Want hi dachte, Het mochte den volcke berouwen, als si den strijt sagen, ende dan weder in Egypten keeren,

18

Daerom leyde hi dat volck omme, op die strate, door de woestine aen die Ga naar margenoot* roode zee) Ende die kinderen van Israel trocken gewapent wt Egypten lant

19

ende Moyses nam met hem Iosephs gebeenten, want hi hadde eenen eedt vanden kinderen van Israel genomen, seggende, God sal v besoecken, ende dan voert mijn gebeente met v van hier.

20

Also trocken si wt van Sochot, ende sloegen de tenten in Ethan voren aen die woestine,

21

ende die HEERE ghinc voor hen, sdaechs in een callomne des wolcken, om dat hi den kinderen van Israel, den rechten wech wijsen Ga naar margenoot+ soude, ende snachts, in een calomne des viers, om dat hi hen lichten soude, te wandelen dach ende nacht,

22

Die calomne der wolcken, ende die calomne des viers en ghingen nimmermeer vanden vocke.

§ Hoe die kinderen van Israel droochs voets door de roode zee gaen ende Pharao met zijn heyr verdranc.

margenoot+
A

margenoot*
the. dat alderley moeder breect

margenoot*
the. Abib, Abib is die wi April heeten, want de hebreeusche beginnen haer niewe iaer naer der natueren, als alledinck niew ende groen wort ende wast daerom heetet ooc die maent der nieuwer vruchten.

margenoot+
B

margenoot+
Deut. vi.b ende .xi.c.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
the. schelpzee. Die griecken heetent die roode zee, vanden rooden zande ende bodem Maer die hebreusche heetent die Schelpzee vanden schelpen.

margenoot+
E


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken