Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die kinderen van Israel, trocken van Elim, ende alle de ghemeynte van Israel quam in de woestine Sin, die daer leyt tusschen Elim ende Sinai, inden vijfthiensten dage der tweeder maent, na dien dat si wt Egypten gegaen waren,

2

Ende alle die gemeynte der kinderen van Israel murmureerde teghen Moysen ende Aaron in die woestine,

3

seggende tot hen, Och God wilde dat wi waren ghestoruen in Egypten lant, door des HEEREN hant, doen wi bi die vleesch-[kolom]potten saten, ende hadden broots sat teten, Want ghi hebt ons daerom wtgheleyt in deser woestinen, dat ghi dese geheele gemeynte van hongher soudt laten steruen.

4

Ga naar margenoot+Doen sprack die HEERE tot Moysen, Siet, ick sal v broot vanden hemel laten reghenen, Ga naar margenoot+ ende dat volck sal wt ghaen, ende vergaderen dagelics wat hen van noode is, dat ict proeue, oft dat volck in mijn wet wandelt oft niet,

5

Maer inden sesten daghe, sullen si hen bereyden, dat zijt dan tweefout meer indraghen, dan si daghelijcks plochten te vergaderen.

6

Moyses ende Aaron spraken tot alle den kinderen van Israel, segghende, Tauont suldi weten, dat v die HEERE wt Egypten gheleyt heeft,

7

ende des morghens suldi des HEEREN heerlicheyt sien, Ga naar margenoot* Want ic hebbe uwe) murmuracie tegen den HEERE ghehoort, Maer wat zijn wi, dat ghi teghen ons murmureert?

8

Moyses sprack voort, Die HEERE sal v tauont vleesch teten gheuen, ende morghen broots genoech, om dat die HEERE uwe murmuracie gehoort heeft, dat ghi tegen hem ghemurmureert hebt Want wat zijn wi? uwe murmuracie en is tegen ons niet, maer tegen den HEERE.

9

Ende Moyses sprac tot Aaron, Segt alle der gemeynten der kinderen van Israel, Coemt voort voor den HEERE, Want hi heeft uwe murmuracie ghehoort,

10

Ga naar margenoot+Ende doen Aaron aldus sprack tot alle der gemeynten der kinderen van Israel, so weynden si hen tegen die woestine, ende siet die heerlicheyt des HEEREN openbaerde hen in een wolcke,

11

Ende die HEERE sprac tot Moysen,

12

Ick hebbe der kinderen van Israels murmuracie ghehoort, Segt hen, Tusschen den auont suldi vleesch teten hebben, ende morghen broots sadt worden, Ende ghi sult weten, dat ic die HEERE uwe God ben.

13

Ende siet, des auonts quamen daer velthoenderen op, ende si bedecten die tenten, Ga naar margenoot+ Des morgens lach den dauwe alomme de tenten, Ga naar margenoot+

14

Ende als den dauwe geuallen was, siet doen lach daer wat in die woestine, dunne ende cleyn, ghelijck den rijm opten lande leyt,

15

Ende doen die kinderen van Israel dat sagen, seyden si onder malcanderen, Dat is Ga naar margenoot* Manna) want si en wisten niet wat dat was, Moyses sprack tot hen, Het is dat broot dat v de HEERE teten ghegheuen heeft.

16

Dit ist dat die HEERE gheboden heeft, Een yeghelijck vergadere alsoo veel, dat hijs genoech hebbe te eten, ende neme een Gomor

[pagina e1r]
[p. e1r]

voor elck hooft na tghetal uwer sielen, die inder wooninghen zijn suldijt wech draghen

17

Ga naar margenoot+Ende die kinderen van Israel deden alsoo, ende vergaderden, dye eene meer, die ander min,

18

Ende hebbent gemeten nader maten Gomor ende dies veel vergadert hadde, en haddes niet meer, noch die min bereyt hadde, en heuet min geuonden, maer een yeghelijc hadde verghadert, na dat hi eten mochte,

19

Ende Moyses sprac tot hen, Niemant en late wat ouerblijuen tot den morghen,

20

Maer si en hoorden na hem niet, ende sommighe lieten daer af ouer tot den morghen, doen wiessen daer wormen in, ende wert rottende, ende Moyses is toornich teghen hen gheweest.

21

Ga naar margenoot+Ende alle morgen vergaderde daer af, een yegelic also vele alst genoech wesen mocht om te eten, Maer als die sonne heet schinende was, so smalt,

22

Ende des sesten daechs so vergaderden si, des broots dubbel, dat is, twee Gomor voor elcken mensche, Ende alle die ouerste der gemeynten quamen, ende vercondichdent Moysi,

23

ende hi sprac tot hen, Dit is dat die HEERE gheseyt heeft, Morgen ist die sabboth, dye heylighe ruste des HEEREN, Wat morgen te wercken is, dat doet, ende wat ghi te cooken hebbet, dat cooct, maer watter ouerschiet, dat legghet wech, dattet behouden worde tot morgen vroech,

24

Ende si leydent wech tot morghen, soo Moyses gheboden hadde, doen en wertet niet rottende, ende daer en waren ooc gheen wormen in gheuonden,

25

Doen sprack Moyses, Eedt dat huyden, want het is huyden den sabboth des HEEREN, ten sal huyden inden acker niet gheuonden worden,

26

Ses daghen suldijt vergaderen, maer den seuenten dach is den sabboth, ende dan en sal daer gheen zijn.

27

Ende den seuenden dach is ghecomen, ende daer gingen sommige vanden volcke wt om te vergaderen, ende si en vonden niet,

28

Doen sprac die HEERE tot Moysen, Hoe lange en wildi niet houden mijn geboden, ende mijn wet?

29

Siet die HEERE heeft v den sabboth gegheuen, ende daer om heeft hi v opten sesten dach, voor twee daghen spijse gegeuen, Daer omme blyue een yegelijc inden sinen, ende niemant en ga wt van zijnder plaetsen, inden seuenden daghe,

30

Also vierde dat volc den seuensten dach,

31

Ende dat huys van Israhel noemde dat broot manna, ende twas gelijc Coriander zaet, ende wit, ende hadde eenen smaeck ghelijc terwen bloemen met honich ghemengt,

32

Ga naar margenoot+Ende Moyses sprack, Dit is dat woort, Ga naar margenoot+ dat die HEERE geboden heeft, Vult [kolom] een Gomor daer af, ende latet bewaren Ga naar margenoot* in toecomende gheboorten namaels) op dat si bekennen door dat broot, daer ic v mede geuoet heb inder woestinen, doen ick v lieden wt den lande van Egypten leyde,

33

Ende Moyses sprac tot Aaron, Neemt een vat, ende doet daer in also vele, als een Gomor houden mach van dat Man, ende settet voor den HERE, om te behouden voor uwe nacomelingen,

34

alsoo die HEERE moysi dat geboden hadde, Ende Aaron sette dat wech, inden tabernacule, om te behouden.

35

Ende die kinderen van Israel aten Man veertich iaren, tot dat si quamen int lant dat bequaem was om te bewoonen, Met dese spijse zijn si gheuoet, tot dat si quamen aen die palen des lants Chanaan,

36

Een Gomor, dat is, thiendendeel eens Ephi.

[afbeelding]

§ Hoe die kinderen van Israel in Raphidim comen, ende si murmureerden om watere.

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
psal lxxvij sapi. xvi.c. tho. vi.d.

margenoot*
the. Want hi heeft uwe

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot+
psal. lxxvij sapi. xvi.c.

margenoot*
h. man) heet opt hebre. een ghaue, oft deel.

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G
margenoot+
Num. vi.b.
margenoot*
the. tot op uwe nacomelinghen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken