Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xx. ca.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprac alle dese woorden,

2

Ick ben die HEERE v God, dye v wt Egypten lant, Ga naar margenoot+ wt den dienst huyse gheleyt hebbe,

3

Ghi en sult gheen ander goden bi mi hebben,

4

ghy en sult gheen ghehouwen afgoden, Ga naar margenoot+ noch eenich ghelijckenissen maken, noch van tghene dat bouen inden hemel is, noch van datter onder opter aerden, noch van datter int water onder die aerde is,

5

Ende en aenbidtse niet, noch en dientse niet, Want ick die HEERE uwe God, ben een vreeselijck liefhebber, dye daer besoecke des vaders misdaet aen den kinderen, tot in dat derde ende vierde lidt, der ghenen die mi haten,

6

Ende ick doe barmherticheyt aen veel duysenden, die mi lief hebben, ende mijn geboden houden,

7

Ghi en sult den naem des HEEREN ws Gods niet te vergheefs ghebruycken, Ga naar margenoot+ want [kolom] die HERE en sal den ghenen niet ontschuldich houden, Ga naar margenoot+ die sinen naem te vergheefs ghebruyct.

8

Sijt ghedachtich, dat ghy den dach des sabboths heylicht.

9

Ses daghen suldi arbeyden, Ga naar margenoot+ ende alle v werck doen,

10

Maer den seuenden dach is den sabboth des HEEREN ws Gods, In dien en suldy gheen werck doen, noch v sone, noch v dochtere, noch v knecht, noch v ioncwijf, noch v vee, noch v vremdelinck, die in dijnre stadt poorten is,

11

Want in ses dagen heeft die HERE hemel ende aerde ghemaect, ende die zee, ende al datter in is, ende hi ruste ten seuensten dage, Hierom gebenedide die HERE den sabboth dach, ende heylichde hem.

12

Ghi sult v vader ende moeder eeren, Ga naar margenoot+ op dat ghi langhe muecht leuen opter aerden, Ga naar margenoot+ die v die HEERE v God gheuen sal.

13

Ghi en sult niet dootslaen. Ga naar margenoot+

14

Ghi en sult gheen ouerspel doen. Ga naar margenoot+

15

Ghi en sult niet stelen. Ga naar margenoot+

16

Ghi en sult gheen valsch ghetuyge spreken teghen uwen naesten. Ga naar margenoot+

17

Ws naesten huys en suldi niet begheren. Ga naar margenoot+

Ghi en sult niet begeren ws naesten wijf, Ga naar margenoot+ noch sinen knecht, noch zijn ioncwijf, noch sinen osse, noch ezel, noch eenich dinck dat hem toebehoort.

18

Ende tvolc sach den Ga naar margenoot* stemme) ende vierighe lampen, ende tgheluyt der basoenen, ende den berch roocken, ende si beuaen zijnde met anxte ende met vreese, stonden si van verre,

19

ende spraken tot Moysen, Spreket ghi tot ons, wi sullent hooren, en laet God nyet met ons spreken, wi souden misschien anders steruen,

20

Ende Moyses sprack totten volcke, en wilt niet vreesen, want God is gecomen, Ga naar margenoot+ om dat hi v proeuen soude, ende om dat zijn vreese voor v oogen zijn soude, ende dat ghi niet sondighen en sout.

21

Ende dat volc stont van verre, maer Moyses ghinck in totter donckerheyt, daer God in was,

22

ende die HEERE sprac tot hem, Also suldi den kinderen van Israel segghen, ghi hebt gesien, dat ick met v vanden hemel gesproken heb,

23

daer om en suldi v niet maken, silueren, noch gulden goden,

24

Eenen altaer van aerden suldi mi maken, ende daer op suldi offeren brantoffer ende vredeoffer, v scapen, ende ooc uwe runderen, In alle plaetse daer Ga naar margenoot* gedachtenisse mijns naems sal wesen, Ic sal) tot v comen, ende v gebenedien,

25

Ist dat ghi mi maect eenen steenen altaer, soo en suldi dien niet timmeren van gehouwen steenen, Ga naar margenoot+ want hefte ghi v mes daer op, so sal hi onsuiuer worden,

[pagina e3r]
[p. e3r]

26

Ghi en sult niet tot minen outaer met trappen op climmen, dat uwe leelicheyt niet ontdect en worde.

§ Van die goddelike rechten, Van eenen knechte te coopen, Ende van die ouders niet te slaene

margenoot+
A

margenoot+
Dat eerste ghebot.

margenoot+
Deut. xl.a. ps. lxxxviiij c. Leui. xxvi.a

margenoot+
Dat tweede ghebot.
margenoot+
B

margenoot+
Dat derde ghebot

margenoot+
Dat vierde ghebot.
margenoot+
C

margenoot+
Dat vijfde.

margenoot+
Dat seste

margenoot+
Dat seuenste

margenoot+
Dat achtste ghebot.

margenoot+
Dat negenst
margenoot+
Dat tienste ghebot.

margenoot*
the. donder ende blixem.

margenoot+
D

margenoot*
th. ic mijns naems ghedachtenisse make daer sal ic

margenoot+
Deu. xvi.a. Iosue. xxx e


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken