Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt ist dat ghi oock doen sult, op dat si mi priesters ghewijt worden. Neemt een calf wter cudden, ende twee rammen sonder smette,

2

ende een korste ongeheefts broots ende ongeheefde koecken, met olye ghemenget, ende ongheheefde vladen met olie ghestreken, van tarwen bloemen suldijt al maken,

3

ende sullet in eenen korf legghen, ende inden korf daer brengen, het calf metten twee rammen.

4

Ende ghi sult Aaron ende sinen sone voor die duere des tabernakels des ghetuyghenis brenghen, ende als ghi den vader met den kinderen met water gewasschen hebt,

5

suldi die cleederen nemen, ende Aaron aen trecken den enghen rock, ende den siden rock, ende den lijfrock, ende den borstlap tot den lijfroc, ende ghi sult hem gorden buyten opten lijfroc,

6

ende den miter op zijn hooft setten, ende die heilige plate aen den miter,

7

ende ghi sult nemen die salf olye ende op zijn hooft storten, ende hem saluen.

8

Ende zijn sonen suldi oock daer bi brenghen, ende die enghe rocken aen trecken,

9

ende beide Aaron ende zijn sonen ooc met gordelen gorden, Ga naar margenoot+ ende hen die mitren opt hooft binden, Ga naar margenoot+ ende si sullen mijn priesters zijn tot eewichlijcker zeden.

Ende als ghi Aaron ende zijn sonen die handen Ga naar margenoot* gewijt) hebt,

10

so suldi dat calf brengen voor den tabernakel des ghetuygenis, ende Aaron met zijn sonen sullen haer handen opdes calfs hooft leggen,

11

ende ghi sult dat calf doot slaen voor den HERE voor die duere des tabernakels des ghetuyghenis,

12

ende ghi sult zijn bloet nemen, ende op des altaers hoornen doen met uwen vingher, ende al dat ander bloet aen den vloer des outaers gieten.

13

Ende ghi sult alle dat vet nemen, dat dat ingewant bedect, Ga naar margenoot+ ende dat net dat ouer die leuere is, ende die twee nieren metten vette dat daer ouer leyt, ende ghi sullet opten outaer ontsteken.

14

Maer des calfs vleesche ende vel ende mest suldy buyten voor den leghere met vier verbernen, want het is voor die zonden gheoffert.

15

Ga naar margenoot+Ende den eenen ram suldi nemen, ende Aaron met zijn sonen sullen haer handen op zijn hooft legghen,

16

dan suldi hem dootslaen, ende van sinen bloede nemen, ende opten outaer sprenghen ronts omme.

17

Ende den ram suldy deylen in stucken, ende zijn inghewant wasschen, ende den scenckel, ende ghi sullet op leg-

[pagina e7r]
[p. e7r]

gen, op zijn gehouwen vleesch, ende op zijn hooft,

18

ende al den ram aensteken opten outaer, want het is een brantoffer, een soet geruec des offers den HEERE.

19

Ga naar margenoot+Den anderen ram suldi nemen, ende Aaron met zijn sonen sullen haer handen op zijn hooft legghen,

20

ende ghi sult hem slaen, ende vanden bloet nemen ende doent opt eynde vander rechter oren van Aaron, ende sine sonen, ende opten duym van haerder rechter hant, ende opten grooten teen haers rechten voets, ende ghi sult dat bloet opten outaer sprengen rontsom,

21

ende ghi sult vanden bloede dat opten outaer is nemen, ende salfolye nemen, ende Aaron ende zijn cleederen zijn sonen ende haer cleederen besprengen, ende als si ende haer cleederen ghewijt zijn.

22

Daer na suldi nemen dat vet vanden ramme, ende den steert, ende dat vet dat dat ingewant bedect, dat net ouer die leuere, ende die twee nieren, met den vette dat daer ouer is, ende die rechte scoudere( want het is eenen ram der wijdinge)

23

ende een stuc broots, ende een oliekoeck, ende een vlade, wt den korue des ongeheefs broots, dye voor den HEERE staet,

24

ende legghet al op Aarons handen, ende zijnder sonen handen, ende ghi sultse heylich maken, dat opheffende voor den HEERE,

25

Daer na nemet van haeren handen ende ontsteket opten outaer tot eenen brantoffer, tot eenen soeten ruecke voor den HERE, Want dat is des HEEREN offer.

26

Ga naar margenoot+Ende ghi sult die borst nemen vanden ram van Aarons widinge, ende ghi sullet heiligen ende opheffen voor den HERE, dat sal uwe deel zijn.

27

Ende ghi sult also heiligen die verheuen borst, ende die hefscouder die geheuen zijn vanden ramme der widinghen Aarons ende zijnder sonen,

28

ende tsal Aaron ende sinen sonen deel zijn, tot een eewige zede vanden kinderen van Israel, want het zijn hefofferen, ende die hefofferen sullen des HEREN zijn vanden kinderen van Israel aen haere dootoffer ende hefoffer dye si den HEERE doen.

29

Ende dat heilige cleet van Aaron sullen zijn sonen hebben na hem, dat si daer inne gesalft, ende haer handen Ga naar margenoot* gewijt) worden,

30

so wie dat onder alle zijn sonen in zijn stede priester wort, die sal zijn cleederen seuen dagen aen doen, dat hi gae in die tente des getuygenis, om te dienen in die heilige plaetse.

31

Ghi sult nemen den ram der wijdingen, ende zijn vleesch aen eenen heilighen hoec koecken.

32

Ende Aaron met sinen sonen sullen des selfs rams vleesch eten metten brode des korfs, welcke voor die duere des tabernakels des ghetuychnis is,

33

op dattet si een versoenighe offerhande, ende dat [kolom] haer handen diet offeren ghewijt worden. Een vreemde en sal daer niet af eten, want het is heylich.

34

Ga naar margenoot+Maer blijfter wat ouer vanden vleesche der wijdinghen, ende vanden broode, tot des morghens, dat suldi met vier verbernen, ende niet laten eten, want het is heilich

35

Ende ghi sult also met Aaron ende zijn sonen doen al dat ic v geboden hebbe. Seuen dagen suldi haer handen wijden,

36

ende daghelijcs een calf tot een sondtoffere slaen, om dier wille die versoent worden. Ga naar margenoot+ Ende ghi sult den outaer suyueren als ghi gheoffert hebt die offerhande der suyuer makinghe, ende ghi sulten saluen dat hi gewijt worde,

37

seuen dagen suldi den outaer reynighen ende heilich maken, ende hi sal wesen heilich der heiligen, die desen outaer raken sal, die sal gebenedijt zijn.

38

Ende dit is dat ghi metten outaer doen sult, twee iarige lammeren suldi alle weghe des daechs daer op offeren.

39

Een lam des morgens, dat andere des auonts

40

Ga naar margenoot+Ende tot eenen lamme, een tiendendeel terwen meels, gemengt met een vierendeel van een Hin, gestoten olie Ende wijn vander seluer maten tot een lam, ende vochticheit daer ouer te storten.

41

Ende dat ander lam suldi offeren des auonts na der ghewoonte des morghen offers, ende na dat wi geseyt hebben in een ruecke der soeticheyt

42

Het is God den HEERE een offerhande, tot eewighen offer, Ga naar margenoot* in uwe geboorten) aen die duere des tabernakels der getuychnis voor den HEERE, Daer ic sal Ga naar margenoot* ordineren) dat ic tot v sal spreken.

43

Daer sal ic den kinderen van Israel ghebieden, ende den outaer sal geheylicht worden tot mijnder heerlicheit,

44

ende ic sal den tabernakel des getuygenis met den outaer heyligen ende Aaron ende zijn sonen, dat si tot mijnder eeren dat priesterscap bedienen.

45

Ende ick sal te midden onder die kinderen van Israel woonen, ende haer God zijn,

46

ende si sullen weten dat ic ben die HERE haer God diese wt Egipten lant geleyt hebbe, om dat ic onder hen woonen soude, Ic die HERE haer God.

§ Die forme des rueck altaers, ende hoe hi ghestelt moeste worden, ende van dat metalen hantuat, ende hoe datmen dat ruecwerck maken moeste.

margenoot+
A

margenoot+
Leuitici. i.b
margenoot+
B
margenoot*
the. geuult

margenoot+
Leuiti. iij.c

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot*
the. geuult

margenoot+
F

margenoot+
Psalm. i.a.

margenoot+
G

margenoot*
the. bi uwe nacomelinghen
margenoot*
th. betuygen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken