Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+VAn goubloeme siden, purpure, ende rosetroot maecten si Aarons dienstcleederen, om te dienen in die heylighe plaetse, soo die HEERE Moysi gheboden hadde.

2

Ende hi maecte den lijfrock die op die scouderen quam, van goude, gheelder siden, purpur, roosetroot ende tweemael gheuerwet met ghetweernder witter siden,

3

ende hi sloech dat gout, ende sneedt in drayen, dament verwercken konde, metten ouerdecsel vanden voorgenoemden verwen,

4

ende maecte datmen den lijfrock op beyde siden aen die zoomen tsamen vaette,

5

ende sinen ghordel was Ga naar margenoot* vanden seluen verwen,) soo die HEERE Moysi gheboden hadde.

6

Ga naar margenoot+Ende hi bereyde twee Onix steenen, alomme in gout beslagen, ende daer inne gegrauen, die namen der kinderen van Israel, van des steensnijders konste,

7

Ende hi hechtese op die siden vanden rock, die die schouderen bedecten, om dat si den kinderen van Israel steenen der gedachtenissen zijn souden, so die HEERE Moysi geboden had

8

Ende si maecten den borstlap der redelicheyt naer den wercke ende conste der berduerwerckers, van goude, gheelder siden, purpur, roosetroot tweemael gheuerwet, ende getweerender witter siden,

9

alsoo dat hi viercant ende dubbel was, een hant lanck ende breet

10

ende vulden dien met vier rijen van steenen, Die eerste rije was een Sardus, Topasion, ende Smaragdus,

11

Die ander rije was een Carbunckel, Saphier, ende Iaspis,

12

Die derde rije een Ligurius, Achates, ende Amethistus,

13

De vierde een Crisolijt, een Onix, een Berillus ende si waren in die rijen al in gout beslaghen,

14

Ga naar margenoot+Ende die steenen stonden naer die twaelf namen der kinderen van Israel, In elcken eenen naem ghegrauen vanden steensnijders, naer haeren twaelf gheslachten.

15

Ende si maecten aenden borstlap gewronghen ketenen, van den alder puersten goude,

16

ende twee gulden haecken, ende twee gulden ringhen, ende hi hectede die twee gulden ringhen, op die twee hoecken des borst-

[pagina f5r]
[p. f5r]

laps der redelicheyt,

17

Ende die twee gewrongen ketenen deden si in die twee ringhen, op die hoecken des borstlaps, der redelijckheyt,

18

Maer die twee eynden der ghewronghen ketenen, Ga naar margenoot+ deden si aen die twee haecken ende hechtense aen die twee hoecken des lijfrocs die de schouderen bedecte, Ende dese quamen achter ende voor in malcanderen, soo dat dat schouder decsele ende den borstlap der redelicheyt aen een ghehecht waren, benaut aenden gordel,

19

ende met den ringhen sterckelijck ghebonden, die te samen voechden een Ga naar margenoot* huyue) van goubloemen verwe, op dat si ontbonden, niet ontschict en souden wesen ende van malcanderen geroert souden worden, ghelijckerwijs die HEERE Moysi gheboden hadde.

20

Ende si maecten den siden rock totten lijfrock ghewrocht, heel van gheelder siden gheweuen,

21

ende dat hooftslop midden daer in, ende om dat hooftslop eenen boort,

22

ende si maecten onder aen den zoom granaetappelen van gheelder siden, purpur, roosetroot tweemael gheuerwet, ende ghetweernder witter siden,

23

ende si maecten bellen vanden alder suyuersten goude, die deden si tusschen die Granaetappels, rontom aen den zoom des siden rocs,

24

aldus, eenen Granaetappel ende dan een belle, ende dan weder eenen Granaetappel, ende dan noch een belle, so al rontomme, Ga naar margenoot* Met den welcken vercierdt wesende ghinck die bisschop voort, als hi becommert was inden dienst) soo die HEERE Moysi gheboden hadde.

25

Ga naar margenoot+Ende si maecten oock enghe rocken van witter siden ghewrocht, voor Aaron ende voor zijn sonen,

26

ende die mytren metten croonkens van witter siden,

27

ende die broecken van witten ghetweernden lijnwade,

28

ende den ghesticten ghordel van ghetweernder witter siden, gheelder siden, purper, roosetroot tweemaele gheuerwet, naer der baerduerwerckers konste, so die HERE Moysi gheboden hadde.

29

Si maecten oock die voorhoofts plate Ga naar margenoot* der heyligher eeren) wt den aldersuyuersten goude, ende si groeuen den heylighen naem des HEEREN met geschrifte daer inne,

30

ende si hectense aen den miter met die gheele siden Ga naar margenoot* huyue,) Alsoo die HEERE Moysi gheboden hadde.

31

Aldus wert alle dat werck des tabernakels, Ga naar margenoot+ ende des dacks des ghetuyghenis volmaect, Ende die kinderen van Israel dedent al dat die HEERE Mosi gheboden hadde [kolom]

32

ende si offerden den tabernakel, dat dack, ende alle haer gereeschap, Ringen, Barderen rijchelen, calomnen, voeten,

33

dat decsel van den rooden rams vellen, ende dat decsel van den goubloemgheel vellen,

34

ende dat voorhanghende cleedt, die Arcke des ghetuyghenis met haeren hantboomen, den stoel der ghenaden,

35

Die tafele met alle haer ghereescap met die thoonbrooden,

36

den candelaer, met den lampen toebereyt, ende alle zijn ghereeschap, ende olie tot den lichte,

37

den ghulden altaer, Ga naar margenoot+ ende dat ruecwerck van specerien,

38

dat decsele in die duere der tenten,

39

Den metalen outaer, ende zijn metalen roosters, met sinen hantboomen, ende al zijn ghereeschap Dat water vat met sinen voete, Dat voorhangende cleedt des voorhofs, met zijn calomnen ende voeten,

40

Die tente inden inganc des voorhofs, met sinen seylen ende naghelen, Ende niet en gebrack daer van alle die vaten die in den dienste van den tabernacule der tenten des ghetuyghenis is gheboden te maken,

41

Aarons des priesters dienst cleederen, om int heylichdom te dienen, ende oock zijnder sonen cleederen, om dat si dat priesterschap bedienden,

42

Die kinderen van Israel offerdent al temale, alsoot die HEERE Moysi beuolen hadde,

43

Ende als Moyses aensach alle dat werck, dattet volbrocht was, so heeft hise ghebededijt.

§ Hoe den Tabernakel opgherecht werdt, Ende hoe die die heerlijcheyt des HEEREN openbaerde, Ende hoe die wolcke den tabernakel bedecte.

margenoot+
A

margenoot*
the. vander seluer conste ende verwe,

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
theb. snoer

margenoot*
the. daerinne te dienen

margenoot+
E

margenoot*
the. aen die heylige crone.

margenoot*
theb. snoer

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken