Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+SOndicht een ziele, hoorende de stemme van eenen die sweert, ende hi des getuyge is, dat oft hijt gesien heeft, oft geweten, tensi dat hijt te kennen geeft, hi sal zijn boosheyt dragen,

2

Oft als een ziele yet onreyns raect, tsi een prije van een onreyn dier, oft van eender beesten, oft van eenich gewormte, ende heeft vergheten haer onreynicheyt, die is onreyn ende heeft haer sculdich gemaect,

3

Oft als hi yet van eenen onreynen mensce raect, in wat onreinicheyt eenich mensce ontsuiuert plach te worden, ende

[pagina f7v]
[p. f7v]

verghetet, ende hi wordet daer na bekennende, sal der schult onderligghen,

4

Ga naar margenoot+Oft als een ziele sweert dattet haer wten monde ghaet, quaet oft goet te doene, ende si en doeges niet ende heeft dat selue met eenen eedt, ende worde beuesticht, ende namaels (dat vergheten hebbende) merct haer versuymenisse,

5

die sal dan berouwe bewisen, voor haer sonde,

6

ende sal offeren vanden kudden een Ga naar margenoot* lam,) oft een gheyte, Ende die priester sal voor hem ende zijn sonden bidden,

7

Ende en vermach hi gheen Hermken te offeren, so brenge hi den HEERE voor zijn schult die hi ghedaen heuet, twee tortelduyuen, oft twee ionghe duyuen, deen voor zijn sonden, die ander tot eenen brantoffer,

8

ende salse den priestere geuen die welcke deerste offerende, voor die sonde sal Ga naar margenoot* thooft wringen aen die vederkens, so dat aenden hals hanghe) ende niet gheheele afgeschoert en worde,

9

ende hi sal vanden bloede sprenckelen aenden wandt vanden outar ende laten dat bloet datter ouerblijft bloeyen aenden bodem des outaers, Want dat is voor die sonde,

10

Die andere sal hi tot eenen brantoffer aensteken naer dat plach te gheschieden, Ende die priester sal bidden voor hem ende voor zijn sonde, ende si sal hem vergheuen worden.

11

Maer en vermach zijn hant niet te offeren twee tortelduyuen oft twee ionge duyuen, so sal hi offeren voor zijn sonde een thienden deel Ephi, Ga naar margenoot+ bloemen vanden mele, Hi en sal daer gheen olie op ghieten, noch wieroock daer op doen, Want het is voor die sonde,

12

Ende salt totten Priestere brenghen, ende die Priester sal daer een handt vol af nemen, tot een gedachtenis ende aenstekent opten outaer, Ga naar margenoot* des ghenen diet geoffert heeft,

13

biddende voor hem, ende hem versoenende) ende douerschot sal hi hebben voor een ghifte.

14

Ende die HEERE sprack tot Moysen, segghende,

15

Ist dat een ziele die ceremonien ouertredet, bi dwalinge, in die dinghen die den HEERE gheheylicht zijn, sondighende, die sal voor haer versuymenisse offeren eenen Ram sonder smette vander kudden, diemen om twee Sikel siluers coopen mach naer den ghewichte der heyligher plaetsen,

16

Ga naar margenoot+daer toe sal hi weder gheuen die schade die hi gedaen heeft, ende dat vijfste deel daer bouen meer gheuen, ende salt den priestere gheuen, die sal voor hem bidden, offerende den Lam, ende tsal vergheuen worden.

17

Een ziele die sondicht door onwetentheyt ende doet yet van alle den dinghen die in [kolom] die wet des HEEREN verboden worden, ende der sonden schuldich wesende, mercket haer misdaet,

18

die sal eenen onbeulecten ram vander kudden offeren den priestere voor haere sonde, naer die mate ende werderinghe der sonden, ende hi sal voor hem bidden, Want hijt onwetende ghedaen heeft, ende het sal hem vergheuen worden,

19

Want door dwalinghe heeft hi teghen den HEERE ghesondicht.

§ Van die offerhande voor die sonde, die alwillens gheschiet, ende die wet des brantoffers, ende van dat vier dat altijt branden moeste ende van die offerhande voor der priesteren sonde ende misdaet.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
Hermken een oylammeken.

margenoot*
th. vore den hals af steken,

margenoot+
C

margenoot*
th. tot een offere den HEERE dat is eenen sondoffer. Ende de priester sal also zijn sonde die hi gedaen heeft versoenen soo wortse hem vergeuen

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken