Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot Moysen segghende.

2

Segt Aaron ende sinen sonen dat si haer wachten van dat gheheylichde der kinderen van Israel, dwelc si my gheheylicht hebben, ende dat si nyet en beulecken Ga naar margenoot* den name der geheylichden dye si offeren) want ick ben die HEERE,

3

So segt hen ende haeren nacomelinghen, So wie dat van uwen zade toeghaet tot dat heylige, dat welcke die kinderen van Israel den HEERE heylighen, ende ontreynicht hem also ouer dat selue, die sal in des HEEREN teghenwoordicheyt verghaen, want ick ben dye HEERE.

4

Een man van Aarons zaet die melaetsch is, oft lijdt den vloet des zaets, en sal niet eten vanden ghenen dat my gheheylicht is, tot dat hy ghenesen is, Wie dat yet onsuyuers raect, oft wien dat zaet ontgaet,

5

ende wie dat eenich ghewormte raect, ende alle dat onsuyuer is, ende al wat hem ontreynicht, die welcke siele die daer af yet raect,

6

die is onreyn totten auont, ende en sal van dat heilighe niet eten, maer sal eerst zijn lichaem met water baden,

7

ende als die sonne onder gaet, ende hi reyn gheworden is, dan mach hi daer af eten want het is zijn nootdruft,

8

Een doode prije ende wat vanden wilden dieren verscuert is, en sal hi niet eten, op dat hi niet onreyn daer af en worde, want ic ben die HERE.

9

Daer om sullen si mijn insettingen houden, Ga naar margenoot+ dat si geen sonde op hen en laden. Ga naar margenoot+ ende daeromme niet en steruen in die heylighe plaetse, als si dat ontsuyueren, want ick ben die HEERE dyese heylicht.

10

Alle vreemdelinghe en sal nyet vanden geheylichden eten, noch des priesters huysknecht, noch ghehuerde knape.

11

Als een priester yemant om ghelt coopt, die mach daer af eten, Ende wat hem in zijn huys gheboren

[pagina g8v]
[p. g8v]

wort, dat mach ooc van sinen broode eten.

12

Als des priesters dochter trout Ga naar margenoot* eenigen vanden gemeynen volcke) so en sal die niet vanden ghenen dat gheheylicht is, ende vanden eerste vruchten eten

13

Maer wort si weduwe oft wtgestooten, ende sonder kinderen, ende coemt weder tot haers vaders huys, so sal si eten van haers vaders broot, gelijckerwijs als si pleech te doene doen si een ionc meysken was. Maer geen vreemdelinc en sal macht hebben daer af te eten.

14

Maer wie anders van dat geheylichde onwetent eedt, die sal dat vijfste deel daer toe doen, ende den priestere gheuen in die heilighe plaetse met den ghenen dat hi ghegeten heeft,

15

ende si en sullen niet beulecken dat gheheilichde der kinderen van Israel, dat si den HEERE geoffert hebben,

16

op dat si haer niet met misdaet ende met schult beladen, als si haer gheheylichde eten. Ic ben die HEERE diese heylich make.

17

Ga naar margenoot+Ende die HEERE sprack tot Moysen segghende.

18

Segt Aaron ende sinen sonen, ende alle den kinderen van Israel. Wie vanden huyse van Israel is, ofte een vreemdelinc die by v inwoont, die offert een offerhande, het si eenighe ghelofte oft van vrijen wille, dat si den HEERE eenen brantoffer doen willen, om hen te versoenen,

19

dat sal een manneken zijn sonder smette, vanden runderen, oft lammeren, oft geyten.

20

Alle dat een smette heeft en suldy niet offeren, want ten sal niet aenghenaem zijn.

21

Ende wie dat den HEERE offeren sal een goede offerhande der vreedsamiger, wt sonderlinge eygen beloften, oft van vryen wille, runderen oft scapen, dat sal sonder smette zijn dattet aengenaem si, alle smette en sal daer niet aen zijn,

22

ist blint ofte cruepel, oft gewont, oft gebladert, oft grillich, oft scorft, so en suldy dat den HERE niet offeren, ende daer af gheen offer opten outaer des HEEREN ontsteken met vier.

23

Een os oft schaep, dat zijn oore ende sinen steert af ghehouwen is, Ga naar margenoot+ dat moechdy van vryen wille offeren, Maer ghi en moecht met alsulcken gheen geloofte betalen.

24

Ghi en sult den HERE geen gestooten, noch gewreuen, oft gescuert, oft gelubt offeren, ende ghi en sult dat in uwen lande niet doen,

25

Ghi en sult uwen Gode niet offeren broot van eens vreemdelincs hant, want het is van hem verdoruen, ende heeft een smette, ghi en sult die niet nemen.

26

Ende die HEERE sprack tot Moysen seg-[kolom]ghende.

27

Als een osse oft lam oft geyte gheboren is, so salt seuen daghen by zijnder moeder zijn, ende ten achsten dage daer na machment den HEERE offeren.

28

Het si een osse oft schaep, so en salmens niet op eenen dage dooden om te offeren, met zijn ionghen.

29

Ist dat ghi den HERE offert om dancbaerheit eenighe offerhande, dattet aengenaem si,

30

so suldijt ten seluen dage eten, ende en sult niet ouer houden tot des anderen daechs Ic ben die HERE.

31

Daeromme houdt mijn geboden ende doetse, want ie ben die HEERE,

32

dat ghi minen heilighen naem niet en ontheilicht, op dat ic gheheylicht worde onder die kinderen van Israel, Want ic ben die HERE dye v heylicht,

33

dye v wt Egipten gheleyt hebbe, dat ic uwe God zijn soude, Ic die HERE.

§ Vanden feesten, Van paesscen, pinxten, vander feeste der gheluytbariger tenten. Ende vanden anderen hoochtijden

margenoot+
A

margenoot*
the. minen heilighen naem

margenoot+
B
margenoot+
Exo. xxij d Eze. liiij.d.

margenoot*
the. eenen vreemdelinc

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken