Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot Moysen, Segghet tot den priesteren Aarons sonen ende spreect, Een priester en sal hem aen gheen siele van sinen volcke ontreynighen

2

zonder alleen aen zijn naeste maechscap dat hem aenghaet, als aen zijn vader, aen zijn moeder, aen zijn sone, aen zijn dochter, aen zijn broeder,

3

ende aen zijn suster dye noch een maecht, ende gheens mans wijf en heeft gheweest, die hem aengaet

4

Ga naar margenoot* Ooc en sal hi hem niet ontreynighen aen eenen ouersten van sinen volcke. Ga naar margenoot*

5

Si en sullen haer hare van haeren hooft

[pagina g8r]
[p. g8r]

noch baert niet scheren, Ga naar margenoot+ ende aen haeren lichaem geen teeken sniden.

6

Si sullen haeren Gode heilich zijn ende niet beulecken den naem haers Gods want si offeren des HEEREN rookende brant, ende dat broot haers Gods, daeromme sullen si heilich zijn.

7

Hi en sal gheen Ga naar margenoot* gemeyn vrouwe, noch een die int leuen gheseten heeft) tot eender huysurouwen trouwen, noch die van haeren man verstooten is, want hi sinen Gode heilich ghewijt is,

8

ende hy offert die heylighe thoon brooden, daeromme moet hi heylich zijn, want ic ooc heylich ben, die HEERE die v heilich make.

9

Ist dat een priesters dochter beuonden wort in oncuysheyt, ende bescaemt den naem haers vaders, die sal metter vlammen des viers verbrant worden.

10

Die Ga naar margenoot* bisscop dat is die alder) hoochste priester onder zijn broederen, op diens hooft dat die salfolie ghegoten is, Ga naar margenoot+ ende zijn hant ghewijt int priesterscap, dat hem aengedaen worden die heilighe cleederen, die en sal zijn hooft niet ontdecken, ende zijn cleederen niet snijden

11

ende en sal tot gheenen dooden comen, ende en sal hem noch ouer vader, noch ouer moeder ontreynigen.

12

Noch hi en sal niet wt gaen vanden heylichdomme, op dat hi niet en besmette dye heylighe plaetsen des HEEREN, want dye olye der heyligher saluinghe zijns Gods is op hem, want ick ben die HERE.

13

Een maecht sal hi tot sinen wiue nemen

14

maer geen weduwe, noch verstotene, noch ghescoffierde, noch hoere en sal hi niet nemen, maer een maecht van sinen volcke sal hi tot een huysurouwe nemen,

15

op dat hi zijn priesterlijc geslachte niet en menge met die gemeynte zijns volcs, Want ic ben die HERE die hem heylicht.

16

Ga naar margenoot+Ende die HERE sprack tot Moysen segghende.

17

Spreect tot Aaron ende segget. Een mensche van uwen zade Ga naar margenoot* door zijn huysgesinnen) die een vlecke heeft, dye en sal nyet offeren sinen Gode die thoon brooden,

18

noch en sal ooc niet ghaen tot sinen dienste.

Ist sake dat hi blint oft cruepel is, oft heuet hi te cleynen oft te groten, oft eenen ongescicten nuese,

19

oft is sinen voet ghebroken, oft zijn hant verleemt,

20

oft die gebult is, oft een vel ouer die ooghen heeft, oft scheel is, oft grillich, oft schorft, oft die ghescuert is.

21

Soo wie dat van Aarons des priesters zade een smette heuet, en sal niet comen om te offeren den offer des HEREN, noch die thoon brooden sinen Gode,

22

Maer hi sal nochtans eten vanden broo-[kolom]den, dier gheoffert worden inder heyliger plaetsen,

23

dat nochtans bisonder wt gesloten dat hi binnen dat cleet dat voor die heilige plaetse hanghet niet comen en sal, noch totten outaer niet gaen, hi die die smette heeft, ende hi en moet niet ontheylighen mijn heylighe plaetsen, want ick ben dye HEERE diese heylicht,

24

Ende Moyses seyde tot Aaron ende tot sinen sonen, ende tot alle die kinderen van Israel, alle die woorden die hem beuolen waren.

§ Wie dat van dat gheheylichde mochten eten, Hoe dat men offeren moeste, ende wat ende wanneer datmen offeren mochte.

margenoot+
A

margenoot*
th. daer aen mach hi hem ontreinigen
margenoot*
theb. dat hi hem ontheilige.

margenoot+
B

margenoot*
theb. hoere ende ghescoffierde.

margenoot*
ten is niet int hebre.
margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
th. onder uwe geslachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken