Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xx. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot Moysen segghende,

2

Segt den kinderen van Israel, Ga naar margenoot+ Wie dat vanden kinderen van Israel oft een vreemdelinc die in Israel woont van sinen zade den afgod Ga naar margenoot* Moloch) gheeft, die sal die doot steruen, dat volck des lants sal hem steenen,

3

ende ic sal mijn aensicht setten teghen sulcken mensche, ende sal hem wt sinen volcke worpen, om dat hi den Moloch van sinen zade gegeuen heeft, ende mijn heilige plaetse ontreynicht, ende mijnen naem besmet heeft.

4

Ende waer dat volc des lants versuymelijcken hier in waer, ende als cleyn achtende mijn ghebot, ende laet gaen den mensce die van sinen zade Moloch ghegheuen heeft, dat si hem niet en willen dooden,

5

so sal ick mijn aensichte teghen den seluen mensche setten, ende teghen zijn gheslachte, ende sal hem ende alle die met hem consent ghehadt hebben dat hi met Moloch afgodlijcke oncuysheit bedriuen soude, Ga naar margenoot+ van haeren volcke afhouwen. Ga naar margenoot+

6

Als een siele haer keert totten waersegghers ende teeken bedieders, ende met haer oncuysheyt bedrijft, so sal ick mijn

[pagina g7v]
[p. g7v]

aensicht teghen die selue siele setten, ende salse wt haers volcs midden dooden.

7

Daerom heilicht v ende weest heilich, Ga naar margenoot+ want ic ben heylich die HERE uwe God,

8

ende bewaert mijn geboden ende doetse. Want ic ben die HERE die v heilicht.

9

Wie dat zijn vader oft zijn moeder vloect die sal die doot steruen, Ga naar margenoot+ ende zijn bloet si op hem die zijn vader oft moeder geuloect heeft.

10

Ist dat yemant te doen heeft gehadt met zijns naesten huysurouwe ende ouerspel volbracht met die huysurouwe ende ouerspel volbracht met die huysurouwe zijns naesten, die ouerspeelder ende die ouerspeelderse sullen beide die doot steruen.

11

Wie dat bi zijn stiefmoeder slaept, Ga naar margenoot+ dat hi zijns vaders scamelheit ontdect heeft, dye sullen beide die doot steruen, haer bloet si op hen beyden.

12

Als yemant bi zijns zoons wijf slaept, so sullen si beide dye doot steruen, want si een grote misdaet gedaen hebben, haer bloet si op hen.

13

Als yemant by een knechtken slaept gelijc by een vrouwe, Ga naar margenoot+ die hebben een grouwelicheit gedaen, ende sullen beyde die doot steruen, haer bloet si op hen.

14

Als yemant bouen zijn huysurouwe neemt haer moeder ooc daer toe te houwelick, die heeft een grote sonde gedaen, hi sal leuende met haer verbrant worden, noch sulcke ongheoorloofde sonde en sal int midden van v niet bliuen.

15

Als yemant by eender beesten oft vee leghet, die sal die doot steruen, ende dat vee salmen dooden.

16

Ga naar margenoot+Als een vrouwe haer tot eenighen vee doet, daer si mede te doen heeft, die suldi dooden, ende dat vee ooc, si sullen die doot steruen haer bloet si op hen.

17

Als yemant zijn suster neemt, zijns vaders dochter, oft zijns moeders dochtere, ende haer scamelheit besiet, ende si weder die sine scamelheit besiet, si hebben een ongheorlooft ende sondelic dinc ghedaen, Si sullen int aensien haers volcs ghedoot worden Ga naar margenoot* om dat si malcanderen haer schamelheyt ontdeckt hebben, ende si sullen haers selfs schuldt draghen.)

18

Die met een vrouwe te doen heeft, inden tijt haerder siecten, ende ontdect haer scamelle leelicheit, ende si doet open haer bloet fonteyne, die sullen beyde vanden midden haers volcs gedoot worden.

19

Die schamelheit uwer moeder suster, ende ws vaders suster schamelheit en suldi niet [kolom] ontdecken, want die dat doet, die heeft ontdect die scamelheit zijns vleeschs, si sullen beyde haer misdaet draghen.

20

Als yemant by zijns vaders oft moeders broeders huysurouwe slaept, ende ontdect de scamelheyt zijns maechscappen, die sullen haer sonde draghen, sonder kinderen sullen si steruen.

21

Als yemant zijns broeders wijf neemt, die doet een ongeoorlooft dinck, so heeft hi ontdect zijns broeders scamelheit, sonder kinderen Ga naar margenoot* sal hi wesen.)

22

Bewaert nv dan alle mijn insettingen, ende rechten, ende doetse, op dat v dat lant niet wt en spouwe, daer ghi sult gaen, ende in woonen,

23

ende en wilt niet wandelen in die insettingen der heydenen, die ic voor v wtstoten sal, want dit hebben si al gedaen, ende ic hebse daerom veracht ende veronwaerdicht.

24

Ga naar margenoot+Maer v luyden segghe ick. Besidt haer lant dat ic v sal gheuen, een landt tot eender erfnissen, daer melc ende hoenich in vloeyt Ick ben die HEERE uwe God, dye v afghescheyden heb vanden anderen volcken

25

Daeromme scheydet ghi ooc dat reyne vee vanden onreynen, ende onreyne voghelen vanden reynen, dat ghi uwe sielen nyet en onreynighet aent vee, aen die voghelen, ende aen alle datter opter aerden cruypet, die ick v afghescheyden hebbe dattet onreyn si

26

daerom suldi mij heylich zijn, want ick ben heylich die HEERE die v afghescheyden heeft, vanden volcken, dat ghy mijn soudet zijn.

27

Als een man oft een vrouwe een waerseggher, oft teeken bedieder zijn sal, die sal die doot steruen, men salse steenen, haer bloet si op hen.

§ Dat die priesters aen die dooden hen niet en mochten besmetten, ende haer hooft ende baerden niet en mochten scheren noch ooc geen hoere en mochten trouwen: ende dat geen ghebreckelike den dienst Gods en mocht doen.

margenoot+
A

margenoot+
bouen xviij c
margenoot*
th Molech

margenoot+
B
margenoot+
Num. xi.d. iosue. iij.b.

margenoot+
i.Pe. i.c.

margenoot+
Iere. xvi.d. Exo. xxi.c. Pro. xx.c Math. xv a Mar. vij b Ioan. viij.a. Deu. xxij.d

margenoot+
Hier worden vertelt de manieren van byslapen diemen int oude testament plach metter doot te straffen.

margenoot+
Deu. xxij.

margenoot+
C

margenoot*
the. want hy heeft zijns susters scamelheit ontdeckt hy sal zijn schult dragen.

margenoot*
th. sullen zij zijn.

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken