Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot Moysen seggende,

2

Ghebiet den kenderen van Israel, dat si wt den leger doen, alle lazarige ende alle die vanden zade vloeyen, ende die aen die dooden onreyn worden zijn,

3

Beyde man ende wijf doet buyten den leger ghaen, dat si den leger niet onreyn en maken Ga naar margenoot* als si met v luyden woonen),

4

Ende die kinderen van Israel deden also, ende dedense buyten den leger, so de HEERE tot Moysen ghesproken hadde.

5

Ende die HEERE sprack tot Moysen seggende,

6

segt den kinderen van Isral, ende spreect tot hen, Als een man oft wijf een sonde doet die den menschen te geschieden pleghen, ende daer mede ouertreet des HEEREN gebot wt versuymenisse, ende heeft ghesondicht,

7

so sullen si dan haer sonden belijden, ende sullen dat principael ende daer bouen tvijfste deel wederom gheuen hem, teghen den welcken si ghesondicht hebben,

8

Maer en is daer niemant teghenwoordich, die die schult ontfanghet, soo salment den HEERE gheuen, ende sal den priesteren behooren, wtgenomen, den [kolom] ram, die voor die versoeninghe gheoffert wort, om dattet een versoenende offerande soude wesen,

9

Ende alle eerste vruchten die die kinderen van Israel offeren, hooren toe den priestere,

10

ende watter van eenenyeghelijcken in die heylighe plaetse gheoffert wordt, sal sine wesen.

11

Ga naar margenoot+Ende die HEERE sprack tot Moysen segghende,

12

Segt den kinderen van Israel, ende spreect tot hen, Als eens mans wijf dwaelt, ende hem versmadende,

13

bi eenen anderen slaept ende die man en kan dat niet beuinden, ende douerspel is verborgen, ende men kans met gheenen ghetuygen doen blijcken, want si en is niet beuonden int onsuyuere werck,

14

ende die quaet vermoeyende gheest ontsteect hem, dat hi om zijn wijf beroert wort, si si onreyn oft hi wort beroert in valschen vermoeden

15

so sal hise totten priester brengen, ende sal eenen offer brengen voor haer, een tiende deel Epha ghersten meels, ende en sal daer gheen oli op ghieten, noch wierooc daer op doen, want tis eens quaets vermoeyens offer ende een ondersoeckende offer, dat die schult des ouerspels ondersoect,

16

Dus salse die prister brengen, om te offeren, ende voor den HEERE stellen,

17

Ga naar margenoot+ende van den heyligen water nemen in een aerden vat, ende een hant vol stofs vanden vloere des tabernakels, int water doen,

18

Ende als die vrouwe voor den HEERE gestaen is, so sal hi haer hooft ontdecken, ende sal den Ga naar margenoot* offer der ghedachtenisse) ende die offerhan des quaets vermoeyens wt loosheyt op haere handt legghen, ende die priester sal in zijn hant hebben bitter veruloect water, Ga naar margenoot* daer hi veel vermaledijngen in bi een gesproken heeft),

19

ende sal die vrouwe besweren, ende tot haer seggen, En heeft v gheen vremt man beslapen, ende en hebdy ws mans bedde niet ghelaten, dat ghi v niet ontreynicht en hebt so en sullen v dese bittere veruloecte wateren niet schaden, daer ic die vermaledijnge in ghesproken hebbe.

20

Maer hebdy van uwen man gedwaelt, dat ghi onsuyuer zijt, ende hebt ghi gelegen met eenen vremden man,

21

so suldy liggen onder dese veruloeckingen, Die HEERE sette v tot eenen vloecke, ende tot eenen Ga naar margenoot* spiegel) onder uwe volck, Die HEERE doe v dgye verrotten, ende uwen buyck swillende moet bersten,

22

soo moet dat vermaledide watere, in uwen buyck gaen, dat uwen buyck berste, ende v dgye verrotte, ende die vrouwe sal segghen Amen Amen.

23

Aldus sal die priester desen vloeck op

[pagina h7r]
[p. h7r]

een zedelken scriuen, Ga naar margenoot+ ende met den watere af wasschen, daer hi die vermaledidinghen in gesproken heeft,

24

ende sal den wiue vanden bitteren veruloecten water te drincken geuen, Ende als si dat water wtghedroncken heeft,

25

sal die priester van haerder hant nemen den offer des quaets vermoeyens, ende voor den HEERE opheffen ende opten outaer offeren,

26

te weten, hi sal een hant vol vanden spijsoffer nemen, Ga naar margenoot* datter geoffert is) ende opten outaer ontsteken, ende daer na den wiue van dat alderbitterste water te drincken geuen,

27

Ende als si dat water ghedroncken heeft, Is si onreyn ende heeft si haer besondicht haeren man versmadende ende des ouerspels schuldich wesende, so sal dat veruloect water in haer gaen ende verbitteren haer, dat haer den buyc bersten, ende die dgie verrotten sal, ende de vrouwe sal een vermaledijnge Ga naar margenoot* ende spieghel) zijn onder haeren volcke,

28

maer en is alsulcken vrouwe niet geontreynicht, maer reyn, so en salt haer niet schaden, ende sal konnen kinderen draghen.

29

Dit is die wet des quaets vermoeyens als een vrouwe van haeren manne wijct, ende onreyn wort,

30

oft als een man des quaets vermoeyens geest ontsteect, dat hi om zijn wijf beroert wort, dat hise stelle voor den HERE, ende die priester met haer doe al na dese wet,

31

Ende de man sal onschuldich zijn van deser misdaet, maer dat wijf sal haer misdaet dragen.

§ Die wet vanden geheylichden oft Nazareen, Ende hoe datmen moeste tvolck ghebenedien.

margenoot+
A

margenoot*
th. daer ick in onder hen woone.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
the. ondersoeckoffer
margenoot*
ten is niet int hebree.

margenoot*
the. swere

margenoot+
D

margenoot*
the. tot een gedachtenisse.

margenoot*
ten is niet int hebr.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken