Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Capit.

1

Ga naar margenoot+ENde als wi van daer gereyst waren in de woestine Ga naar margenoot* die leyt) totter roode zee so die HEERE mi geseyt hadde, ende omreysden dat geberchte Seir een langhe tijt

2

Ende, die HEERE sprack tot mi,

3

Ghi hebt ghenoech tgheberchte omreyst, keert v noortwaert

4

ende ghebiet den volcke ende segt, ghi sult door uwer broederen palen der kinderen Esau trecken, die te Seir woonen ende si sullen v vreesen,

5

Maer wacht v naerstelijc dat ghi Ga naar margenoot* tegen hen niet beroert en wort) want ic en sal v van haeren lande niet eenen voet breet gheuen, want dat gheberchte Seir heb ick Esaus kinderen ghegheuen te besitten,

6

Ghi sult spijse van hen om ghelt coopen, ende die eten, ende ghi sult water van hen coopen, om ghelt, ende dat drincken,

7

Want die HEERE uwe Godt heeft v ghebenedijt in alle v wercken uwer handen, Hi heuet v reyse door dese groote woestine aenghesien, ende die HEERE v Godt is veertich iaer bi v gheweest, dat v niet ghebroken heeft.

8

Ga naar margenoot+Als wi voorbi onse broederen Esaus kinderen ghetrocken waren, die opt tgheberchte Seir woonen, opten weghe des velts van Helath ende Ga naar margenoot* Azeon) Gaber, so keerden wi ons ende ghinghen door den wech der Moabiten woestine,

9

Doen sprac die HEERE tot mi, ghi en sult den Moabiten nyet lastich wesen, noch niet verwecken totten strijde, want ic en sal v haer landt niet gheuen te besitten, Want ick heb Ar Loths kinderen ghegheuen te besitten,

10

Die Emim hebben hier voortijden daer in gewoont dat veel ende een groot volc was, gelijc die Enakim,

11

men hieltse voor ruesen, ende die Moabiten hietense oock Emim,

12

Oock so woonden hier voortijts in Seir die Horiten, ende Esaus kinderen verdreuense, ende dedense te niete voor hen, ende woonden in haer steden [kolom] ghelijck Israel dede int lant zijnder besittingen, dat hem die HEERE gegeuen heeft.

13

Ende wi stonden op ende ghinghen door die beke Sared, ende wi trocken daer door,

14

Ga naar margenoot+Die tijt die wi van Kades Barne trocken, tot dat wi quamen door die beke Sared, was achtendertich iaer, tot dat alle dat gheslachte der crijschluyden wt den leghere verghaen ware, soo die HEERE ghesworen hadde,

15

Oock was die hant des HEEREN teghen hen, dat si verghaen souden wten leghere, ende te niet worden.

16

Ende doen alle die crijschluyden te niette waren, ende ghestoruen waren onder dat volck

17

sprac die HEERE tot mi segghende,

18

Ghi sult heden trecken bi Ar, door der Moabiten palen,

19

ende ghi sult na teghen den kinderen Ammon comen, en weest haer niet lastich noch en beroertse niet tot strijde, Want ick en sal v niet te besitten gheuen vanden lande der kinderen Ammon, want ick hebt Loths kinderen ghegheuen te besitten,

20

Ende het is oock gheschat voor der ruesen lant ende daer hebben hier voortijden oock ruesen in ghewoont, ende die Ammoniten heetense Ga naar margenoot* Zomim)

21

dat was een groot volc, veel ende hoogh volck, ghelijck die kinderen Enakim ende die HEERE verdedese voor haer aenghesicht, ende hi lietse die selue steden besitten, dat si in haer plaetse woonen souden

22

gelijck hi gedaen heeft met Esaus kinderen, Ga naar margenoot+ die opt gheberchte Seir, woonen, doen hi die Horiten voor hen te niete dede, ende lietse die steden besitten, dat si in haer plaetse woonden, tot opten dach van heden.

23

Ende die van Capadocien die wtgheghaen waren van Capadocien, hebben verdreuen ende teniete ghedaen die Heuiters, die woonden van Azarim tot Gasa, ende si woonden in haer plaetse aldaer.

24

Staet op ende trect op, ende gaet ouer die bekeArnon, Siet ick hebbe Seon den coninc der Amoriten tot Hesebon in uwen handen ghegheuen, met sinen lande, beghint te besitten, ende verwect hem totten strijde,

25

Heden op desen dach, sal ick beghinnen, dat alle volc dat onder al den hemel is, sal v vreesen ende verscrict worden, dat als si van v hooren sullen si vreesen ende beanxt worden, Ga naar margenoot* gelijck vrouwen die in arbeyt gaen om kint te baren) van uwer toecomste.

26

Ga naar margenoot+Doen sandt ick boden wter woestinen oostwaert, tot Ga naar margenoot* Seon) den coninck der Amoriten tot Hesebon met vreedsame woorden, ende liet hem segghen,

27

Wy sullen door

[pagina l1r]
[p. l1r]

v lant trecken, ende lancs die straten sullen wi gaen, wi en sullen noch ter rechter noch ter slincker hant afwijcken,

28

Spijse suldi ons om ghelt vercoopen, op dat wi eten, ende water suldi ons om ghelt gheuen, dat wi drincken, Alleen dat ist dat wi begeren dat ghi ons eenen doorganck verleent,

29

ghelijck die kinderen Esau ghedaen hebben, die te Seir woonen, ende die Moabiten, die te Ar woonen, tot dat wi comen aen den Iordaen in dat landt dat ons die HERE onse Godt gheuen sal.

30

Maer Seon die coninck tot Hesebon, en woude ons niet duer laten trecken, want die HEERE v Godt verharde sinen moet, ende verstocte hem zijn herte, om dat hi hem in uwen handen soude geuen, Ga naar margenoot+ ghelijc ghi nv siet,

31

Ende die HERE sprac tot mi, Siet ic heb v begonst te geuen Seon met sinen lande, begint te aenueerden ende te besitten zijn lant.

32

Ende Seon trock wt tegen ons met alle sinen volcke, om te strijden te Iahza,

33

Maer die HEERE onse Godt leuerde hem ons, ende wi hebben hem met sinen kinderen ende met alle sinen volcke verslaghen.

34

Doen wonnen wi tot dier tijt alle sine steden, ende wi luyden Ga naar margenoot* destrueerden) alle die steden, beyde mannen ende vrouwen, ende kinderen, ende en lieten niemanden ouer blyuen,

35

sonder dat vee, dat behoorde, ende is toegheschict tot den ghene die dat roofden, ende den anderen roof der steden die wi wonnen

36

van Aroar aen, die welcke opten oeuer vander beken Arnon leydt, ende van dier stat aen tot op die beke Ga naar margenoot* Galaad) Daer toe en was gheen stadt die onsen handen ontghinc. Die HEERE onse Godt gaft ons al voor ons,

37

sonder alleen dat lant der kinderen Ammon, daer en quaemdi niet, noch tot al dat aen de beke Iabock was, noch totten steden opten gheberchte, ☞ noch tot alle dat, dat ons die HEERE onse Godt ons verboden hadde.

§ Hier wort verhaelt wat daer geschiet was van die verwonnen coningen Seon ende Og tot dat Iosue in Moyses stede ghestelt wert.

margenoot+
A
margenoot*
the. opter straten die leyde

margenoot*
the. se niet en verwect.

margenoot+
B
margenoot*
the. ezeon.

margenoot+
C

margenoot*
theb. Zammezumim

margenoot+
D

margenoot*
Nu. xxi.e. Ten is niet int hebr.

margenoot+
E
margenoot*
the. Sihon

margenoot+
F

margenoot*
the. verbanden

margenoot*
th. Gilead


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken