Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HOort Israel, Ghi sult huyden ouer die Iordane gaen, om te besitten veel volcs dat grooter ende starcker is dan ghi, groote steden, bemuert tot inden hemel,

2

een groot lanc volck die kinderen Enakim, die ghi bespiet hebt, vanden welcken ghi ooc gehoort hebt, den welcken niemant en kan wederstaen,

3

Daerom suldy huyden weten, dat de HEERE v God, voor v henen gaet, een verslindende vier, hi salse verdoen, ende hi salse onderworpen voor v henen, ende hi salse verdriuen ende te niet doen ter stont, soo v die HEERE geseyt heeft,

4

Alsse die HERE v Godt voor v wtgestooten heeft, dan en suldy niet seggen in uwer herten, Die HEERE heeft mi hier geleyt, dat ic dat landt innemen soude, om mijnder rechtuaerdicheyts wille, want die HEERE heeft dese heydenenen toch, voor v verdreuen, om haer ongodlicheden wille,

5

Want ghi en coemt hier niet in haere lant, om dat te besitten, om uwer gerechticheyts wil, ende om uwe oprechtich hert wil, maer die HEERE verdrijft dese heydenen, om haerder ongodlicheden wil, ende om dat hi dwoort voldoen soude, dat hi met eenen eede gelouet heeft uwen vaderen Abraham, Isaack ende Iacob.

[pagina l4v]
[p. l4v]

6

Ga naar margenoot+☞ Hierom suldy weten, dat die HEERE v God, v niet en gheeft, dit lant te besitten om uwer gerechtigheitswille, aengesien dat ghi een hartneckich volck zijt,

7

Ouerdenct ende en verghetes niet, hoe ghi vertoornde den HERE uwen God, in die woestine, Van dien daghe aen, doen ghi wt Egipten lant troct, tot dat ghi gecomen zijt, in dese stede, hebdy altijt tegen den HEERE Ga naar margenoot* kiuende ende murmurerende) geweest,

8

want in Horeb vertoornde ghi den HEERE alsoo, dat hi van gramschap v verdoen wilde,

9

doen ic opten berch gegaen was, om die steenen tafelen te ontfaen, die tafelen des verbonts die de HEERE met v maecte, ende ic .xl. dagen, ende .xl. nachten opten berch bleef, ende gheen broot en adt ende gheen water en dranck,

10

ende die HEERE mi die .ij. steenen tafelen gaf, met den vinger Gods bescreuen, daer alle die woorden in waren, sose die HEERE tot v van wt den viere, op den berch gesproken hadde, inden daghe doen alle tvolck verghadert was.

11

Ende na die .xl. daghen ende veertich nachten ghaf mi die HEERE, Ga naar margenoot+ die twee steenen tafelen des verbonts, Ga naar margenoot+

12

ende hi sprac tot mi, staet op ghaet haestelic van hier, want v volc Ga naar margenoot* dat ghi) wt Egipten geleyt hebt, tis haestelic af getreden vanden wege, dien ghi hen geboden hebt, ende si hebben hen een geghoten beeldt gemaect,

13

Ende die HEERE sprac wederom tot mi, Ick sie dat dit volck, een hartneckich volc is,

14

laet mi, dat icse verderue, ende haeren naem wtdoe van onder den hemel, Ic sal v ouer een grootere ende sterckere volck stellen, dan dit is.

15

Ende als ic mi keerde ende vanden berch ginc die met vier bernde, hebbende die twee tafelen des verbonts in beyde mijn handen,

16

doen sach ick ende siet, doen hadt ghi den HERE uwon Gode ghesondicht, dat ghi een geghoten kalf hadt ghemaect, ende ghi waert haestelijc vanden wege getreden, die v de HERE gebod hadden,

17

Doen vatte ic beyde die tafelen, ende ic werpse wt beyde minen handen ende ic bracse voor uwen ooghen,

18

ende ick viel voor den HERE, ghelijc in die eerste .xl. dagen ende .xl. nachten dede, ende ic en adt gheen broot, ende ic en dranc gheen water, om alle uwer sonden wille, die ghi gedaen hadt, doen ghi alsulcken quaet dedet voor den HEERE, ende hem verwect haddet tot gramschap ende toorne,

19

Want ic vreesde voor den toorn ende gramscap, daer mede dat die HEERE op v vertoornt was, soo dat hi v vernielen woude, Maer die HEERE verhoorde mi oock die [kolom] reyse.

20

Ende die HEERE was oock zeer toornich op Aaron, soo dat hi hem ooc veernielen woude, maer ic badt ooc voor Aaron in dien seluen tijt,

21

Maer uwe sonde, dat is dat kalf, dat ghi gemaect hadt, dat nam ick ende verbrandet met viere, ende ic sloecht in stucken, ic maeldet tot dat stof wert, ende ic wierp tstof in die beke, die vanden berghe vloeyt

22

Ende ghi vertoornde den HEERE Ga naar margenoot* in den brant) ende tot Ga naar margenoot* tentacie) bi den Ga naar margenoot* graue der quader begherte)

23

doen hi v wt Kades Berne sandt, ende sprac, trect opwaerts, ende ontfangt dat landt, dat ick v gegeuen hebbe, Ga naar margenoot+ Ende ghi Ga naar margenoot* versmadet dat gebot) des HEEREN ws Godts, ende ghi en gheloofdet aen hem niet, noch ghi en wildet niet verhooren, die stemme,

24

Want ghi zijt den HEERE onghehoorsaem geweest, also langhe als ick v luyden ghekent hebbe.

25

Doen viel ic neder, ende lach voor den HERE veertich daghen ende veertich nachten, in den welcken ic Ga naar margenoot* hem ootmoedelijcken badt dat hi v niet te niet doen en soude, als hi ghedreycht hadde,

26

ende) al biddende seyde ick, HERE God, en verstroyt niet uwe volc, uwe erfdeel, dwelcke ghi door uwe groote crachte verlost hebt, ende met een machtighe handt wt Egipten geleyt hebt.

27

Weest doch gedachtich ws knechts Abahams, Ysaacs, ende Iacobs, Ende en aensiet niet die hardicheyt, ende die ongoddelicheyt, ende die sonde van desen volcke,

28

dat dinwoonders vanden lande daer ghi ons wt geleyt hebt, niet en seggen, die HERE en kondese niet gebrenghen, in dat lant, daer hi hen af geseyt, ende gheloeft hadde, Ende daerom heeft hise wtgheleyt, om dat hise haette, dat hise dooden soude in dier woestine,

29

want si zijn uwe volck, ende uwe erfdeel, dat welcke ghi met uwer grooter krachte, ende met uwen wtgherecten arm wtgheleyt hebt.

§ Hier wort verhaelt, hoe Moyses ten tweedenmale die steenen tafelen maecte, ende een vermaninghe tot die geboden te houden.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
th. onghehoorsaem

margenoot+
C
margenoot+
Exo. xxxij

margenoot*
the. is verdoruen dat ghi

margenoot*
h. tot Thabera.
margenoot*
th. Massa
margenoot*
theb Lustgrauen

margenoot+
D
margenoot*
the. waert ongehoorsaem den monde

margenoot*
thebr. daer lach, want die HEERE seyde, hi woude v te niete doen, Maer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken