Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .vi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IEricho was ghesloten ende bewaert om der kinderen van Israels wille, ende niemant en mochter wtgaen, noch incomen,

2

ende die HERE sprack tot Iosue, Siet daer, ick heb Iericho met haeren Coninck ende oorloochs luyden in uwen handen ghegeuen,

3

Alle ghi oorloochs mannen gaet eens rontsomme die stadt door den dach, ende doet ses daghen also.

[pagina n3r]
[p. n3r]

4

Maer opten seuensten dach sullen die priesters nemen seuen Basoenen diemen gebruyct int gulden iaer, ende sullen ghaen voor die Arcke des verbonts, ende ghaet des seluen seuensten daechs seuenwerf omme die stadt ende die priesters sullen met die Basoenen blasen,

5

Ende als dat gheluyt der trompetten langher ende onderscheydender klincken sal, ende dattet in uwen ooren vermenichfuldicht, soo sal alle dat volck te samen roepen met grooten gecrijsche, ende die mueren der stadt sullen totten gront in stucken vallen ende een yeghelijck sal inne ghaen door die plaetse daer si voor stonden.

6

Doen riep Iosue die sone Nun, die priesters, ende sprack tot hen, Draget die arcke des verbonts, ende seuen priesters laet seuen ghuldeniaers Basoenen draghen, voor die Arcke des HEEREN,

7

Maer tot den volc seyde hi, Trect henen, ende ghaet omme die stadt, Ga naar margenoot+ ende wie gewapent is, die ghae voor die Arcke des HEREN henen,

8

Doen Iosue zijn woorden gheeyndet, ende dat den volcke geseyt hadde, Ga naar margenoot* ende die seuen priesters seuen Basoenen bliesen) voor de arcke des HEEREN, Ga naar margenoot*)

9

soo ghick alle dat volck dat ghewapent was, voor die priesteren henen die de Basoenen bliesen, ende den hoop des ghemeyns volcs volchde darcke na ende blies, dattet alle droende vander trompetten geluyt

10

maer Iosue hadde den volc geboden, ende geseyt Ghi en sult gheen veltghecrijsch maken, noch uwe stemme laten hooren, noch een woort wt uwen monde laten gaen tot op dien dach, dat ick tot v segghen sal, maect een veldtghecrijsch, ende roept.

11

Alsoo ghinck dye Arcke des HEEREN eens ront om die stadt, door den dach ende quam weder inden leger, ende bleef daer in

12

Ende doen Iosue des morgens vroech opstont, droeghen die priesters die Arcke des HEEREN,

13

so droeghen ooc die seuen priesters die seuen guldeniaers basoenen voor die arcke des HEEREN, ende gingen, ende bliesen die basoenen, ende die gewapent was ghinck voor hen, ende dat andere gemeyn volck volchde na die arcke des HEERE, ende blies die basoenen.

14

Des anderen daechs ghingen si oock eens omme die stadt, ende quamen weder inden leghere, Alsoo deden si ses daghen.

15

Ga naar margenoot+Maer opten seuensten dach, doen die Ga naar margenoot* morgenstont) opginc maecten si hen vroech op, ende gingen soo dat beschict was seuenwerf om die stadt, alsoo dat si op den seluen [kolom] eenighen dach seuenwerf om die stadt quamen,

16

ende ten seuensten mael, doen die priesters die basoenen bliesen, sprack Iosue tot alle dat volck van Israel, Maect een veltghecrijsch, Want die HEERE heeft v die stadt ghegeuen,

17

Maer dese stadt ende alle watter inne is moet den HEERE verbannen zijn, Alleen die hoere Rahab sal leuendich bliuen, ende alle die met haer inden huyse zijn, Want si heeft die boden verborghen die wy wt sonden,

18

Maer wacht v dat ghy van geenen dinghen die Ga naar margenoot* v verboden) zijn yet roert, ende zijt Ga naar margenoot* schuldich der ouertredinge) ende dat al den heyrleger van Israel Ga naar margenoot* onder sonde) si ende verstoort,

19

Maer allet siluer ende gout metten metalen ende yseren ghereetschap sal den HEERE geheylicht zijn, op dat tot des HEEREN schatte come.

20

Daer omme doen dat volc een veldt gecrijsch maecte, ende die trompetten bliesen ende doen dat volc dat geluyt der basoenen hoorde, vielen terstont die mueren, ende een yegelic clam door die plaetse op, die tegens hem was, ende namen die stadt in

21

ende sloeghen doot al wat in die stadt was, metter scerpten des sweerts, van man ende wijf, ionghen ende ouden, ossen, schapen, ende ezelen sloeghen si metten sweerde.

22

Ende Iosue sprack totten twee mannen, die dat lant bespiet hadden, gaet in dat huys des hoeren, ende leydet die vrouwe van daer wt met alle dat si heeft, alsooghi haer ghesworen hebt,

23

Ga naar margenoot+Doen ginghen die iongelingen daer inne, ende leyden Rahab daer wt met haeren vader, ende moeder ende broederen, al wat si hadde, ende haeren huysraet, ende alle haer gheslachte, ende dedense woonen buyten den legher van Israel.

24

Maer die stadt verbranden si met viere, ende alle wat daer inne gheuonden was, alleen dat siluer ende gout ende metalen ende yseren ghereetschap deden si tot eenen schat in dat huys des HEEREN,

25

Maer Rahab die hoere metten huyse haers vaders, ende alle wat si hadde, liet Iosue leuen, ende si woonde in dat midden van Israel tot op desen dach, om datsi die boden verborghen hadde, die Iosue om te bespieden gesonden hadde tot Iericho.

In dien tijt begeerde Iosue wenschende, ende sprack,

26

Veruloect si die man voor den HEERE, die dese stadt Iericho oprecht ende timmert, als hi haer fundament leghet, dat coste hem sinen eersten sone, ende als hi haer poorte settet, dat coste hem sinen ionc-

[pagina n3v]
[p. n3v]

sten sone.

27

Alsoo was die HEERE met Iosue, dat sinen naem is vercondicht in allen landen.

§ Hoe Iosue van Iericho wtsandt, om Hai te bespieden Ende hoe hi gestraft wert die van dat verbande goet ghestolen hadde.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
the. droegen die seuen priesters seuen guldeniaers basoenen
margenoot*
the. ende ghinghen ende basoenden, ende darcke des HEREN hen na,

margenoot+
C
margenoot*
the. dagheraet.

margenoot*
th. verbannen
margenoot*
th. verbannen
margenoot*
th. verbannen

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken