Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+Mijn herte is vrolic gheweest inden HERE, minen hoorn is verhoocht in minen Gode. Minen mont heeft hem wijt open gedaen ouer mine vianden, want ick verblijde my van uwe salichmakinghe.

2

Niemant en is heylich gelijc dye HERE want buyten v en is Ga naar margenoot* anders niemant) ende en is gheen stercke ghelijck onse God is.

En wilt niet vermenichfuldigen hooghe dinghen te spreken beroemende.

3

Laet die oude dinghen van uwen monde wtgaen, want God is een Heere Ga naar margenoot* der consten, ende die gedachten worden hem bereyt)

4

Den boghe der stercker is Ga naar margenoot* verwonnen) Ga naar margenoot+ ende die onstercke zijn omgort met stercheit

5

Die daer sadt waren zijn om broodt verhuert gheworden, ende die hongher leden zijn versaet gheweest, tot dat die onuruchtbare Ga naar margenoot* vele) kinderen baerde, ende die vele kinderen hadde is onsterck gheworden.

6

☞ Die HERE doodet ende gheeft dat leuen, hi leydet inder hellen, ende daer weder wt.

7

Die HERE maect arm ende rijck, hi vernedert ende heft wederom op.

8

Hi heft op den behoeuenden wt den stof ende verhoocht den armen wt den drec, op dat hi soude sitten onder die princen, ende den stoel der eeren laten beeruen. Want die eynden der werelt zijn des HEREN, ende hi heuet den eertbodem daer op gheset.

9

Hy sal behoeden die voeten zijnder heyligen, maer die ongoddelijcke sullen stil worden inder duysternissen. Want een man en sal niet gesterct worden door zijn eygen cracht.

10

Voor den HERE sullen verscricken, zijn wederpartiders, ende ouer hen sal hy donderen inden hemel, Ga naar margenoot+ die HERE sal oordelen dye eynden der werelt, ende sal Ga naar margenoot* gebot) geuen sinen coninc, ende verhooghen den hoorn Ga naar margenoot+ zijns ghesalfden.

11

Helcana ghinc wech tot Ramatha, in zijn huys, ende dat knechtken was des HEREN dienaer voor dat aenscijn van den priester Heli,

12

Maer die sonen Heli waren kinderen Belial, ende en wisten niet vanden HERE

13

noch vanden recht der priesters aen dat volc Als yemant yet offeren wilde, so quamen des priesters knapen, te wile dat vleesch coocte ende hadden eenen crauwel, met drie tanden in haer hant,

14

ende stieten in die teyle oft ketel, oft panne, oft potte, ende wat si metten crauwel wt trocken, dat nam die priester daer af. Also [kolom] deden si allen Israel die daer quamen tot Silo.

15

Des gelijc eer si dat vet aenstaken quam des priesters knecht, ende seyde tot dien die den offer bracht. Ga naar margenoot+ Geeft mi dat vleesch den priester te Ga naar margenoot* coocken, want ic en wil geen ghecooct vleesch van v nemen, maer rouwe.

16

Als dan yemant tot hem seyde. Laet dat vet aensteken so dat huyden behoort, ende neemt daer na also vele als v herte begeert, so sprac hi tot hem So en salt niet zijn. Ghi sullet mi nv geuen is dat niet, so wil ict met gewelt nemen.

17

Daer om was dye sonde der kinderen seer groot voor den HERE, want die luyden trocken af vanden Ga naar margenoot* offer) des HEREN.

18

Ga naar margenoot+Maer Samuel was een dienaer voor dat aensicht des HEREN, Ga naar margenoot+ ende dat knechtken was omgort met eenen lijnen dienst lijfroc,

19

daer toe maecte hem zijn moeder eenen Ga naar margenoot* cleynen) roc, ende brachten hen tot sinen tijden, als si met haeren man opginc om te offeren den offer tot zijnder tijt.

20

Ende Heli gebenedide Helcana ende zijn wijf ende sprac. Die HERE gheue v zaet van desen wijue, voor dat goet dat ghi den HERE geleent hebt, ende si ghinghen tot haerder plaetsen,

21

Ende die HEERE besocht Hannan, dat si beurucht wert, ende baerde drie sonen ende twee dochteren. Maer Samuel dat knechtken is groot ghemaect gheweest bi den HEERE.

22

Hely was seer out, ende vernamt al wat sine sonen alle Israel deden, ende dat si by dye wiuen sliepen die Gode dienden, Ga naar margenoot+ voor de duere des tabernakels des getuychnis,

23

ende hy sprac tot hen. Waerom doet ghi dusdanighe dingen? die ic hoor seer quaet wesen van alle desen volc.

24

En wilt so niet doen mine kinderen, dat en is geen goet gerucht dat ic hoore dat ghi doet tvolc des HEREN ouertreden.

25

Ist dat yemant tegen eenen mensch sondicht Ga naar margenoot* so mach God ouer hem te vreden gestelt worden) Maer als yemant teghen den HERE sondicht, wie Ga naar margenoot* sal voor hem bidden?) Maer si en hoorden haers vaders stemme niet. Want die HERE hadse wille te dooden

26

Maer dat knechtken Samuel ginc voort ende wies op, ende was aengenaem biden HEERE, ende by die menschen.

27

Ende daer quam een man Gods tot Heli ende sprac tot hem. Ga naar margenoot+ So spreect die HEERE Hebbe ic niet openbaerlic my vertoont, ws vaders huyse, doen si noch in Egipten waren onder Pharaos huyse,

28

ende ic hebse mi vercoren wt alle gheslachten van Israel totter priesterscap, dat hi offeren soude op minen altare, ende Ga naar margenoot* wieroock) aensteken, ende den lijfrock voor mi draghen, ende hebbe dijns va-

[pagina q3v]
[p. q3v]

ders huyse gegeuen al den offer der kinderen van Israel,

29

waerom steect ghi dan tegen mijnen offer ende Ga naar margenoot* giften) metten versenen, die ick geboden hebbe te offeren Ga naar margenoot* inden tempel) ende ghi hebt uwe sonen meer gheeert dan my, op dat ghi v sout mesten vanden aldereersten vruchten des Ga naar margenoot* heyligen offers) mijns volcs, Ga naar margenoot+ van Israel.

30

Daerom spreect die HERE die God van Israel. Ic hebbe gesproken dat v huys ende ws vaders huys souden voor mi eewelijc dienen, Maer nv spreeckt die HERE, het si verre van mi. Ga naar margenoot+ Maer wie mi met heerlicheit eert, dien sal ic Ga naar margenoot* verheffen) ende dye my versmaden, sullen Ga naar margenoot* onedel zijn.

31

Siet den tijt sal comen, dat ic uwen arm, ende den arm dijns vaders huys af sal sniden, also datter geen oude in uwen huyse en si,

32

ende sult sien uwen viant inden tempel, ende in alderley voorspoedicheyt van Israel, ende daer en sal nimmermeer oude man zijn in ws vaders huys.

33

Nochtans en sal ic niet alle man wt uwe geslachte van minen altaer wech nemen. Maer op dat dijn oogen ontbreken, ende v siele haer bedroeue, ende een groote menichte ws huys sterue, als si tot mans ouderdom gecomen zijn.

34

Ende dat sal v een teeken zijn, dat ouer v sonen Ophni ende Phinees comen sal. Si sullen beyde op eenen dach steruen.

35

Ende ic sal mi eenen getrouwen priester verwecken, die sal doen na mijnder herten, ende na mijnder sielen, dyen sal ic een getrou huys timmeren, ende hy sal altoos voor minen gesalfden wandelen.

36

Want tsal gescieden dat so wie ouerblijft van uwen huyse, die sal comen Ga naar margenoot* datmen voor hem bidde, op dat hi offeren mach eenen silueren penninc ende een geolijt broot, ende sal seggen. Lieue, laet my tot eens priesters deel, dat ic een bete broots ete

§ Hoe Samuel driemael gheroepen wert, ende hoe Samuel op wies, ende God met hem was.

margenoot+
A

margenoot*
th. niet.

margenoot*
the. die alle dinc weet, ende hi heeft alderley werc bereit

margenoot*
th. gebroken
margenoot+
B

margenoot*
the. seuen

margenoot+
C
margenoot*
the. macht.
margenoot+
§ horn, dat is macht ende heerscapye

margenoot+
D
margenoot*
th. braden.

margenoot*
h. spijsoffer

margenoot+
E
margenoot+
Exo. xxviij

margenoot*
th. cleynen siden

margenoot+
Luce. ij

margenoot*
the. so kant die rechter slichten.
margenoot*
th. slichten

margenoot+
F

margenoot*
theb. ruecwerc

margenoot*
h. spijsoffer
margenoot*
theb. in die wooninge
margenoot*
h. spijsoffer
margenoot+
G

margenoot+
Isaie xxxviij.b.
margenoot*
th. ooc eeren
margenoot*
th. versmaet.

margenoot*
th. ende dien aenbidden

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken