Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .vi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALdus was dye arcke des HEREN seuen maenden inden lande der Philistinen,

2

ende die Philistinen riepen na dese dagen haeren priesteren ende waersegghers, ende seyden, wat sullen wi metter archen Gods doen? beduyt ons, hoe sullen wise op haer plaetse seynden? Si spraken,

3

Wilt ghi dye arcke Gods van Israel seynden, so en seyntse niet ydel, maer ghi sult haer betalen voor dye sonde, die ghi schuldich zijt, soo suldi gesont worden ende v sal kenlick worden, waer omme sine hant niet van v en ghaet

4

Si seyden, Welc ist dat wi voor die sonde hen gheuen sullen? 'Si antwoorden,

5

vijf gulden aersen, ende vijf gulden musen, na tghetal der vijf Ga naar margenoot* prouincien) der Philistinen, Want het is eenderhande plaghe geweest ouer v alle, ende ouer uwe princen, Aldus moet ghi nv maken gelijcke gedaente uwer eersen, ende gelijckenissen der muisen, die uwe lant verdoruen hebben, ende ghi sult den Gode van Israel dye eere geuen, misschien zijn hant sal lichter worden ouer v, ende ouer uwen god, ende ouer v lant,

6

Waer omme verhert ghy uwe herten, ghelijck die Egyptinaers ende Pharao haer herten verharden? En ist niet alsoo doen hi gheslaghen was, doen liet hise ghaen, ende si ghinghen wech.

7

Ga naar margenoot+Aldus neemt, ende maect eenen nieuwe wagen, ende twee ionge suygende coeyen, Ga naar margenoot+ op welcke noyt geen iock geleyt en is, ende spantse aenden wagen, ende sluyt haere calueren thuys,

8

ende neemt die arcke des HEREN, ende steltse opten wagen, ende die gulden cleynodien die ghi hem betaelt voor die sonde, doet in een cofferken neffens haer side, ende seyntse henen, dat si gaen

9

Ende aensiet ghi, gaen si henen opten wech haerder palen tot Beth Semes, so heeft hi ons alle dat groot quaet gedaen, Is des niet, so suldi weten dat sine hant ons niet geraect en heeft, maer het is ons bi gheualle geschiet.

10

Dye luyden deden alsoo, ende namen twee ionge suyghende coeyen, ende spienense aen eenen wagen, ende behielden haer calueren thuys,

11

ende stelden die arcke des HEREN opten waghen, ende dat cofferken metten ghulden muysen, ende dye beelden haerder

[pagina q5r]
[p. q5r]

eersen.

12

Ende die coeyen ginghen rechtswechs tot Bethsemes toe, op eender straten ende gingen ende loeyden, ende en wijcten niet ter rechter noch ter slincker handt. Ende die vorsten der Philistinen gingen hen na, tot aen die palen tot Bethsemes.

13

Die Bethsemiten maeyden Ga naar margenoot* tarwe) in die valleye, Ga naar margenoot+ ende hieuen haer oogen op, ende sagen die arcke, ende verbliden hen, doen sise sagen.

14

Ende den wagen quam opten acker Iosue des Bethsemiters ende stont daer stille, ende aldaer was eenen groten steen, ende si cloofden dat hout vanden wagen, ende offerden die coeyen den HEERE tot eenen brantoffer.

15

Die Leuiten hieuen die arcke des HEEREN daer af, ende dat cofferken dat daer bi stont, waerinne dat de gulden cleynodien waren, ende settense opten groten steen. Maer dye luyden tot Bethsemes offerden den HEERE inden seluen daghe brantoffer ende ander offer.

16

Ende doent dye vijf vorsten der Philistinen aengesien hadden, so trocken si wederomme tot Ackaron, opten seluen dach.

17

Dit zijn die gulden aersen die de Phlistinen den HERE voor die sonde gauen. Ga naar margenoot+ Azotun een, Gasa eene, Askalon eene, Geth eene, Acharon een

18

Ende gulden muysen na tgetal alle der steden der Philistinen onder den vijf princen vander gemuerder stadt aen totten dorpen toe, ende tot aenden grooten steen, daer si dye Arcke des HEREN op setten, dye welcke was op dien dach opten acker Iosue des Bethsemiten.

19

Ende die HERE heeft sommige tot Bethsemes geslagen, om dat si die Arcke des HEREN gesien hadden, ende hi sloech van dien volcke tseuentich mannen, ende vander gemeynte vijftich duysent. Ende dat volc heeft ghescreyt, ende droeuich geweest, om dat die HERE dat volc met so groten plage geslagen hadde,

20

Ende die luyden van Bethsemes seyden. Wie sal vermogen voor den HERE sulcken heylighen God te staen? ende tot wien sal hy van ons optrecken?

21

ende si sonden boden totten borgeren van Kariath Iarim, ende deden hen seggen Die Philistinen hebben dye Arcke des HEEREN weder ghebracht. Coemt af ende brengtse weder omme tot v.

§ Hoe die Arcke tot Kariath Iarim gebracht wert, Ende van dat verbont des volcs met God door Samuel, die des volcs rechter was, Ende hoe Samuel offerde, Ende hoe dye Philistinen vernedert werden.

margenoot+
A

margenoot*
th. princen

margenoot+
B
margenoot+
Exo. xij.a.

margenoot*
th. euen inder tarwen oost
margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken