Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ dat .xxiiij. ca

1

Ga naar margenoot+ENde dye gramschap des HEEREN verbalch weder tegen Israel, ende ghaf [kolom] Dauid in onder hen, dat hy sprac Ga naar margenoot* tot Ioab) Gaet henen, telt Israel ende Iuda,

2

ende dye coninc sprac tot Ioab sinen velthooftman Gaet rontsom in al die gheslachten van Israel, van Dan tot Bersabee toe, ende telt dat volck, op dat ic wete, hoe vele datter is,

3

Ende Ioab sprac totten coninc, Dye HEERE v God doe tot desen volcke, alsoo het nv is, noch hondert mael soo vele inden aengesichte mijns heeren des conincs, Maer wat heeft mijn heere coninc lust tot dusdanigen saecken?

4

Maer des conincs woort ghinc voort teghen Ioab, ende die hooftluyden des heyrs.

Ga naar margenoot+ Also troc Ioab wt, ende die hooftluyden des heyrs vanden coninc, dat si tvolc van Israel souden tellen,

5

ende als si ginghen ouer die Iordane, zijn si gecomen tot Aroer, ter rechter hant der stadt, die aen die Ga naar margenoot* valeye) Gad leyt,

6

ende door Iaeser, quamen si tot Galaad, ende int nederlant Hodsi, ende quamen tot Ga naar margenoot* dye bosscen Dan,) ende ghinghen om tot Sidon henen,

7

ende quamen totten vesten ter stadt Tyro, ende allet lant der Heuiten, ende Cananiten, ende quamen wt aen dat zuyden Iuda tot Bersabee,

8

en trocken tgeheele lant om, ende quamen na negen maenden ende .xx. dagen te Ierusalem

9

Ende Ioab gaf den coninc die summa des volcs dat getelt ende bescreuen was, Ende in Israel waren gheuonden acht hondert mael duysent starcke mannen, die dat swaert wt trocken, ende in Iuda .ccccc. mael .m. strijtbaer mannen

10

Ende dat herte sloech Dauid, daer na doen dat volc getelt was, Ende Dauid sprac totten HEERE, Ic hebbe swaerlijc ghesondicht, in dit stuc, Maer HEERE ick bidde v, neemt die misdaet ws knechts wech, Want ick heb zeer sottelijc ghedaen,

11

Ende Dauid stont smorghens vroech op, ende twoort des HEREN is gheschiet, sprekende tot Gad den Prophete, Dauids siender, seggende,

12

Ghaet henen, ende spreect tot Dauid, Aldus spreect dye HERE, Van driederley wort v den kuer gegheuen, kiest een van desen dwelc v gelieft, dat ick v dat doe.

13

Ende Doen Gad quam tot Dauid, bootschaptet hem, ende sprac tot hem, Oft seuen iaer sal dieren tijt in v landt comen? Ga naar margenoot+ oft dat ghy drie maenden voor uwe vianden vluchten moet, ende si sullen v veruolgen? oft sekerlijc drie dagen sal in dinen lande pestilencie zijn? Aldus beradet v, ende siet, wat ic wedere seggen sal den ghenen die mi gesonden heeft,

14

Dauid sprac tot Gad, Mi is zeer bange, Maer tis my beter, dat ic valle in die hant des HEEREN, want sine ontfermherticheyt is groot, dan

[pagina t6r]
[p. t6r]

in die handen der menschen.

15

Aldus liet die HERE pestilentie in Israel comen, van smorgens aen totter gesetter tijt toe, also dat vanden volc sterf, van Dan, tot Bersabee toe, tseuentich duysent mannen

16

Ende doen die Engel zijn hant wt strecte ouer Ierusalem, dat hise verderuen soude, so beroudet den HERE ouer dat quaet, ende sprac totten Engel den slagher des volcs. Het is nv genoech, houdt uwe handt nv op. Maer die Engel des HEREN was byden dorschuloer Areuna des Iebusiten.

17

Maer Dauid doen hi den Engel sach die dat volc sloech, sprac hi totten HERE, Ic bent die gesondicht hebbe, ick hebbe dye misdaet ghedaen, wat hebben dese die schapen zijn misdaen? Laet v hant teghen my ende mijns vaders huys zijn ghekeert.

18

Ga naar margenoot+Ende Gad quam tot Dauid ter seluer tijt ende sprac tot hem. Gaet opwaerts, ende rechtet den HERE eenen altaer op inden dorschuloer Areuna, des Iebusiten.

19

Dus so ginc Dauid opwaerts, na dat woort so Gad geseyt, ende dye HERE geboden had.

20

Ende doen Areuna hem omkeerde, sach hi den Coninc met sinen knechten tot hem gaen,

21

ende hy ginc wt, ende aenbadt den Coninc op zijn aensichte ter aerden, ende sprac. Wat sake ist, waer om dat mijn heere die Coninc tot sinen knechte coemt? Dauid sprac tot hem. Om te coopen van v den dorschuloer ende den HEERE eenen altaer te timmeren, dat die plage vanden volcke ophoude.

22

Ga naar margenoot+Maer Areuna sprac tot Dauid. Mijn here die Coninc neme, ende offere soot hem belieuet Ga naar margenoot* ghy hebt ossen) tot eenen brantoffer, ende den wagen, ende iocken der ossen tot ghebruycke des houts.

23

Areuna gaft den Coninc al. Ende Areuna sprac totten Coninc. Die HEERE v God Ga naar margenoot* moet v geloften ende goeden wille ontfangen)

24

Maer die Coninc sprack tot Areuna Also niet als ghi wilt. Maer ic wilt v af coopen om sinen prijs, Want ic en wil den HERE minen God gheen brantoffer doen, dat ic om niet hebbe. Also cocht Dauid dien dorschuloer, ende dye ossen, om vijftich sicule siluers,

25

ende timmerde den HEERE aldaer eenen altaer, ende offerde brantoffer ende vreedsame offer, ende die HEERE wert den lande versoent, ende die plage hielt op vanden volcke van Israel.

§ Hier eyndet dat tweede boeck der Coninghen .ij.Regum int Latijn ghenoemt, Samuels tweede boeck int Hebreus.

margenoot+
A
margenoot*
ten is nyet int hebre

margenoot+
B

margenoot*
the. beke.

margenoot*
th. dan iaan.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E
margenoot*
theb. Siet, daer is een rundt

margenoot*
the. laete v aengenaem zijn


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken