Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capitttel.

1

Ga naar margenoot+ENde dat Conincrijck wert beuesticht in Salomons hant, ende Ga naar margenoot* hy) wert vereenicht door zwagherscap met Pharao den Coninck van Egipten, Ga naar margenoot+ want hi nam tot eender huysurouwen Pharaos dochter, ende brachtse in dauids stadt, tot dat hi zijn huys ende des HEEREN huys voltimmerde, ende die mueren rontomme Ierusalem.

2

Maer dat volc offerde noch op die hoochten, Want den name des HEREN en was noch geen huys getimmers tot dier tijt toe.

3

Maer Salomon hadde den HEERE lief, ende wandelde na zijns vaders Dauids zeden, wtgenomen dat hi op die hoochten offerde, ende ontstack ruecwerck.

4

Ende die Coninc ginc henen tot Gabaon om aldaer te offeren, want dat was die aldergrootste hoochte. Ende Salomon offerde duysent brantoffers opten seluen altaer in Gabaon.

5

Ende die HERE openbaerde Salomon des nachts inden droom, ende God sprac. Bidt wat ghi wilt, op dat ic v dat geue.

6

Salomon sprack. Ghi hebt aen minen vader Dauid grote ontfermherticheit gedaen Ga naar margenoot+ Ghelijc hi dan voor v ghewandelt heeft inder waerheit ende gerechticheit, Ga naar margenoot+ ende met een oprecht herte bi v, ende hebt hem dese grote ontfermherticheyt gehouden, ende hem eenen sone gegeuen, die op sinen stoel sate, so het huyden is.

7

Nv HEERE mijn Godt, ghi hebt uwen knecht tot eenen coninc gemaect, ende doen regeren in mijns vaders Dauids stede. So ben ic een cleyn kint, ende en weet noch minen wtganc noch minen inganc niet,

8

Ende v knecht [kolom] is midden onder dat volck dat ghi vercoren hebt so groot, dat niemant getellen noch bescriuen en can om der menichten.

9

Aldus wilt uwen knechte een bequaem hert geuen, om te leeren, dat hi v volc vonnissen mach, ende verstaen wat goet ende quaet is. Want wie vermach, dit v machtich volc te vonnissen?

10

Doen behaechde den HERE wel dat Salomon aldusdanige bede badt.

11

Ende God sprac tot Salomon. Want ghi dat bidt, ende en bidt niet om lanc leuen, noch om rijcdom, noch om uwer vianden siele, maer om verstant ende oordeel te Ga naar margenoot* ondersceyden).

12

Siet so heb ic gedaen na uwe woorden, ende ic heb v een wetende ende verstandich herte gegeuen Also dat ws gelijc voor v niet geweest en is, ende na v niet opstaen en sal.

13

Daer toe so heb ic v ooc dese dingen gegegeuen die ghi niet gebeden en hebt, te weten rijcdom ende eere, dat ws gelijc geen onder die coningen en is in Ga naar margenoot* voorleden) dagen.

14

Ende ist dat ghi in mijn wegen wandelt, Ga naar margenoot+ also dat ghi mijn zeden ende geboden houdt, so v vader Dauid gewandelt heeft, so sal ic v geuen een lanc leuen

15

Ga naar margenoot+Ende doen Salomon ontwaecte, doen verstont hi dattet eenen droom was, ende hy quam te Ierusalem, ende ginck voor die arcke des verbonts des HEREN, ende offerde brantoffer, ende vreedsaem offer, ende maecte een grote maeltijt allen sinen knechten.

16

In dien tijt quaemen twee hoeren totten Coninc, ende stonden voor den Coninc.

17

Ende dat een wijf sprac. Och mijn Heere ic bidde v. Ic ende dat wijf woonden in een huys, ende ic gelach van kinde bi haer in die slaepcamer,

18

ende ouer drie dagen doen ic gebaert hadde, so baerde si ooc. Ende wi waren bi een, ende niemant en was met ons in huys, sonder wi twee,

19

ende des wijfs sone sterf inder nacht, want si hadde hem inden slaep verlegen,

20

ende si stont inder nacht op ende nam minen sone van mijnder siden, doen ic v maerte sliep, ende leyde hem in haeren arm, ende haeren dooden sone leyde si in minen arm.

21

Ende doen ic des morgens op stont om minen sone te sooghen, doen openbaerdet hem dat hi doot was. Ende als ic hem naerstelijc besach doent claer licht was, beuondt ick dattet mijn sone niet en was, dien ic gebaert hadde.

22

Ga naar margenoot+Dat ander wijf sprack. Ten is alsoo niet so ghi segghet. Mijn sone leeft, ende uwe sone is doot. Die ghene sprac hier teghen. Ghi liecht daer aen, want mijn sone leeft, ende uwe sone is doot. Ende si keuen also voor den Coninc.

23

Ende die Coninck sprack. Dese seyt, Mijn sone leeft, ende uwe sone is doot. Dye antwoort. Het en is also niet, maer uwe sone is doot, ende mine sone leeft.

24

Ende die Coninck

[pagina t8v]
[p. t8v]

sprac hieromme. Haelt mi een swaert, ende doen dat swaert voor den Coninc ghebracht wert,

25

so sprac die Coninc. Deelt dat leuende kint in tween deelen ende geeft deser die helft ende der gheender die helft.

[afbeelding]

26

Doen sprac dat wijf wiens sone leefde totten Coninc, Want haer moederlijc herte wert beweecht ouer haren sone. Och mijn heere ic bidde v, geeft haer dat kint leuendich, ende en doodes niet. Maer die gene sprac daer tegens. Het en si noch mijn noch dijn, laetet deelen.

27

Doen antwoorde die Coninc ende sprac Geeft deser dat kint leuendich ende en doodes niet, want dat is zijn moeder.

28

Ende dat oordeel wert vermaert voor alle Israel, dat die Coninc gheoordeelt hadde, ende vreesden den Coninc, want si sagen dat die wijsheit Gods in hem was, om oordeel te doen.

§ Van Salomons rijc ende van sinen princen ende ouersten, ende vander spise tot zijnder tafele, ende vander menichte zijnder paerden, Ende van sinen bispraken ende liedekens vanden houten vanden cederen boom aen totter ysopen die wten mueren coemt.

margenoot+
A
margenoot*
th Salomon
margenoot+
ij.para. i.a.

margenoot+
B
margenoot+
i.para. ij.a. Sapie. ix.d

margenoot*
th. te hooren

margenoot*
theb. allen uwen

margenoot+
ij.para. i.a.

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken