Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xviij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde ouer eenen langen tijt quam des HEEREN woort tot Heliam, int derde iaer, ende sprac, Gaet henen, ende vertoont v Achab, op dat ict late regenen opter aerden,

2

Ende Helias ginc henen dat hi hem Achab soude vertoonen, Daer was een groote dierte in Samarien,

3

Ende Achab riep Abdiam sinen voocht (maer Abdia vreesde den HERE zeer

4

Want doen Iesabel die propheten des HEREN dede dooden, nam Abdias hondert propheten, ende verstacse in die holen, hier vijftich, ende daer vijftich ende voedese met broode, ende water)

5

Aldus sprac doen Achab tot Abdiam, Trect door tlant, tot allen water fonteinen ende beken ende valleyen, oft wi Ga naar margenoot* cruyt) mochten vinden, ende dye paerden ende muylen onderhouden, dattet vee niet al en vergae,

6

Ende si deelden hen int lant, dat zijt door trecken souden, Achab reysde alleen op eenen wech, ende Abdias alleen den anderen wech besiden,

7

Ga naar margenoot+Doen nv Abdias opten wech was, doen ontmoete hem Helias, ende doen hi hem kende, viel hi op zijn aensicht, ende sprac, En sidi niet mijn heere Helias?

8

Hi sprac, Ia Gaet henen ende segt uwen heere, Siet, Helias is hier, ende hi seyde,

9

Wat hebbe ic gesondicht, dat ghi uwen knechte in Achabs des conincs handen wilt leueren? op dat hi mi doode?

10

So warachtelic als die HERE v God leeft, daer en is gheen volc, noch conincrijck, derwaerts dat mijn Heere niet gesonden en heeft, om v te soecken, Ende als si seyden, Hi en is hier niet, so nam hi eenen eedt vanden conincrijcke, ende vanden volcke,

[pagina x2r]
[p. x2r]

datmen v niet geuonden en hadde.

11

Ga naar margenoot+Ende ghi segt nv. Gaet henen segghet uwen Heere. Helias is hier.

12

Als ic dan wech ginc van v, so soude v die geest des HEEREN wech nemen, ic en weet niet werwaert, ende ic dan quame, ende boetschapte dat Achab, ende en vonde v niet, Ga naar margenoot+ so soude hi mi dooden. Maer uwe knecht vreest den HERE van zijnder ioncheyt op,

13

En ist v minen heere niet te kennen gegeuen, wat ic gedaen hebbe doen Iesabel die propheten des HEREN doode, dat ic der propheten des HEREN hondert verstac, hier vijftich, ende daer vijftich in die holen, ende voedese met broodt ende water?

14

Ende ghi segt. Gaet henen, segt uwen heere. Helias is hier dat hi my doode.

15

Helias sprac. So warachtelic als die HERE der heyrscaren leeft, voor den welcken ic stae. Ic sal mi hem huyden verthoonen.

16

Doen ginc Abdias wech, Achab te ghemoete, ende gaft hem te kennen. Ende Achab ginc Heliam te ghemoete.

17

Ende doen Achab Heliam sach, sprac Achab tot hem. Sidy die Israhel verstoort?

18

Hi sprac. Ic en verstoore Israhel niet maer ghi ende ws vaders huys, die des HEREN geboden verlaten hebt, ende volget Baalim na.

19

Nochtans so seynt nv ende vergadert tot mi geheele Israel opten berch Ga naar margenoot* Carmelus) ende die vier hondert ende vijftich Baals propheten. Ooc die vier hondert propheten des boschkens, die van Iesabels tafel eten.

20

Aldus sandt Achab henen tot alle die kinderen van Israel, ende vergaderde die propheten opten berch Carmelus.

21

Doen ginc Helias tot alle den volcke, ende sprac. Hoe lange hinct ghi op twee siden? Ga naar margenoot+ Is die HERE God, so volcht hem na, maer ist Baal, so volcht hem na? Ende dat volck en antwoorde hem niet een woort.

22

Doen sprac Helias totten volcke. Ic ben alleen ouer gebleuen een propheete des HEREN, Maer Baals propheten isser vier hondert ende vijftich mannen, Ga naar margenoot* ende des boschkens propheten zijn vierhondert mannen).

23

So geeft ons nv twee Ga naar margenoot* ossen) ende laetse den eenen osse verkiesen, ende dien in stucken houwen, ende opt hout leggen, ende gheen vier daer onder leggen, ende ic sal den anderen osse nemen, ende opt hout leggen, ende ooc geen vier daer onder legghen,

24

so roept ghi die namen van uwen goden aen, ende ic sal den name des HEEREN aenroepen, Der welcker God nv met vier antwoorden sal, Ga naar margenoot+ die is God.

Ende dat geheele volc antwoorde ende sprac, Dat is recht, dat Helias gesproken heeft.

25

Ende Helias sprac tot Baals propheten. Verkiest [kolom] ghy luyden nv eenen osse, ende doet dat voor, ende eerst, want uwer is vele, ende roept die namen uwer goden aen, ende en legget daer geen vier aen.

26

Ende si namen den osse, die hy hen gaf, ende si maecten hem bereyt, ende aenriepen Baals name, van smorghens tot des middaechs, ende seyden. Baal verhoort ons. Maer daer en was gheen stemme noch antwoorde Ende si spronghen om den outaer, so haer gewoonte was.

27

Alst nv middach wert bespottese Helias ende sprac. Roept luyder, want hy is een God, Hi spreect messchien, oft hi is inder herberghen, oft inden wech, oft hy slaept messchien, op dat hi ontwake.

28

Ende si riepen luyde ende prickelden hen met messen ende priemen naer haerder wise, tot dat si met haere bloet bestort werden.

29

Doen den middach voorbi geleden was, ende si propheteerden, so naecte den tijt, datmen Ga naar margenoot* die heilige offerhande) plach te offeren, ende daer en was geen stemme, noch antwoorde, noch aenmercker, die de bidders verhoorde.

30

Doen sprack Helias tot alle den volcke. Ga naar margenoot+ Alle dat volc come tot mi. Ende doen alle dat volc tot hem ginc, heelde hi den outaer des HEREN die gebroken was.

31

Ende nam twaelf steenen, nae dat ghetal der gheslachten van Iacobs kinderen (tot welcken dat woort des HEREN sprac seggende, Ghi sult Israhel heeten)

32

ende timmerde van dien stenen eenen outaer inden name des HEREN, ende maecte om den outaer Ga naar margenoot* eenen waterloop, als ouer twee weechskens vanden outaer)

33

ende maecte dat hout bereyt, ende ontledede den osse, ende stelden opt hout,

34

ende sprac. Haelt vier Ga naar margenoot* cruycken) vol waters, ende gietet opten brantoffer, ende opt hout, ende hi sprack anderwerf. Doet dat noch eens. Ende si dedent doen noch eens Ende hy sprac. Doet dat ten derden male. Ende si dedent ten derden male.

35

Ende dat water liep om den outaer henen, ende de gracht wert ooc vol waters.

36

Ende doent tijt was den Ga naar margenoot* brantoffer) te offeren ghinc Helias die propheet toe, ende sprac. HERE Abrahams, Ga naar margenoot+ Isaacs, ende Israels god. Laet huyden kenlijc worden, dat ghi God in Israel zijt, ende ic v knecht, ende dat ick dat alle na uwe gheboden ghedaen hebbe,

37

Verhoort my HERE, verhoort my, dat dit volc kennende wete, dat ghi HERE, God zijt, ende dat ghi haer herte wederomme bekeert hebt.

38

Doen viel dat vier des HEEREN neder, ende verslinde den brantoffer, hout, steenen, ende aerde, ende lecte dat water op inder grachte.

39

Doen dat alle dat volc sach, vielt op zijn aensichte, ende spraken. Die HEERE is God,

[pagina x2v]
[p. x2v]

die HEERE is God.

40

Helias sprack tot hen. Grijpt Baals propheten, dat haerder geen en ontulie. Ende si grepense. Ende doen si gegrepen waren, leydese Helias nederwaerts aen die beke Kison, ende doodese aldaer.

41

Ga naar margenoot+Ende helias sprac tot Achab. Trect opwaerts etet en drincket, want het ruyscht alsoft seer wilde reghenen.

42

Ende doen Achab opwaerts troc om te eten ende te drincken, ginc Helias opten toppe van Carmeli, ende buychde hem ter aerden, ende dede zijn hooft tusscen zijn knien

43

ende sprac tot sinen knape. Ghaet op ende siet ter zeewaerts. Hi ginc op ende besacht, ende sprac. Daer en is niet. Hi sprac. Ghaet weder henen seuen werf.

44

Ende in de seuenste reyse sprac hi. Siet, daer ginc een cleyn wolcke op wt die zee, also lanc als eens mans voetstappe. Hi sprac. Gaet op ende segt Achab. Spant aen ende vaert af, op dat v den regen niet en ouerualle.

45

Ende eermen toe sach, so wert den hemel swart van wolcken ende winde, ende daer quam eenen grooten reghen: Achab voer ende troc te Iesrael.

46

Ende des HEREN handt quam ouer heliam, Ende hy schorte zijn lendenen, ende liep voor Achab henen, tot dat hi quam te Iesrahel.

§ Hoe Helias voor Iesabel vluchtede Ende hoe hi onder de scaduwe des Ieneuerbooms sliep, ende in die speluncke woonde, ende begeerde te steruen, Ende hoe bi den Heere sach.

margenoot+
A

margenoot*
thebre. hoy.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
iiij.re. iiij.c

margenoot*
th. Carmel

margenoot+
D

margenoot*
ten is nyet int hebre

margenoot*
the. varren

margenoot+
i.regum. vi.b

margenoot*
th spijsoffer

margenoot+
E

margenoot*
th. een grachte .ij. coornmaten wijdt

margenoot*
theb. Cad.

margenoot*
th spijsoffer
margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken