Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxi. Cap.

[pagina x4r]
[p. x4r]

1

Ga naar margenoot+HEt geuiel na dese gesciedenisse dat Nabot een Israelijt eenen wijngaert hadde te Iesrael, bi den palayse Achab des conincs tot Samarien.

2

Ende Achab sprack tot Nabot ende seyde. Gheeft mi uwen wijngaert, op dat icker mi eenen moeshof af make, want hi so na aen mijn huys leyt, ic salder v eenen beteren wijnghaert voor gheuen, oft ist dattet v belieft, ick salder v soo veel siluers voor gheuen, als hi waert is.

3

Maer Nabot sprack tst Achab. Dye HEERE Ga naar margenoot* si my ghenadich, dat ick v nyet mijns vaders erffenisse en gheue).

4

Doen quam Achab thuys Ga naar margenoot* veronwerdicht ende knersende metten tanden wt gramscappen) om des woorts wille dat Nabot die Iesraelijt tot hem hadde geseyt ende ghesproken. Ic en sal v mijns vaders erffenisse niet geuen, ende hi werp hem seluen op zijn bedde neder, Ga naar margenoot+ ende keerde zijn aensicht om, ende en adt gheen broot,

5

Doen quam Iesabel zijn huysurouwe tot hem in, ende sprac tot hem. Wat ist, dat uwe siele so bedroeft is, ende dat ghi geen broot en etet?

6

Hi seyde tot haer. Ic heb tot Nabot den Iesraelijt ghesproken ende geseyt. Geeft my uwen wijngaert om ghelt, oft ist dat v belieft, soo sal icker v eenen anderen voor geuen. Maer hi sprac. Ick en sal v minen wijnghaert nyet gheuen.

7

Doen sprac Iesabel zijn wijf tot hem. Ghi zijt van groter weerdicheit ende macht, ende regeert dat rijc van Israel wel? Ga naar margenoot+ staet op ende etet broodt, ende zijt goets moets, ic sal v Nabots des Iesraeliten wijngaert geuen,

8

Ende si screef brieuen in Achabs naem ende besegeldese met den signet dat op sinen rinck was, ende seyndese totten ouders ende ouersten van zijnder stat, die by Nabot woonden.

9

Ende dit was dat inhout der brieuen. Laet een vasten wt roepen, ende set Nabot bouen aen die ouerste vanden volcke

10

ende bestelt heymelic twee Belials mannen teghen hem, die daer Ga naar margenoot* getuygen ende spreken valsch getuygenisse) seggende. Nabot heeft God, ende den Coninc gebenedijt, ende leyt hem wt, ende steenicht hem dat hi sterue.

11

Ende die ouders ende ouerste zijnder stadt die met hem in die stadt woonden, deden also hen Iesabel ontboden hadde, so si inden brief ghescreuen hadde, die si tot hen sandt,

12

ende lieten eenen vasten wt roepen, ende deden Nabot bouen aen onder die ouerste van tvolc sitten.

13

Ga naar margenoot+Ende alser in gheleyt waren twee mannen Ga naar margenoot* sduyuels) kinderen deden sise sitten tegen hem, ende die getuychden teghen Nabot voor die menichte van dat volc, ende spraken. Nabot heeft [kolom] God ende den Coninc gebenedijt. Ga naar margenoot+ Doen leyden si hem hierom wt die stadt, ende dooden hem met stenen,

14

ende si ontbodent Iesabel, ende deden haer segghen. Nabot is ghesteenicht ende is doot.

15

Maer tis ghebuert doen Iesabel hoorde dat Nabot gesteent, ende doot was, dat si sprac tot Achab. Staet op ende besidt Nabots des Iesraeliten wijngaert, den welcken hi v weygherde om gelt te gheuen. Want Nabot en leeft niet meer, maer hi is doot.

16

Doen Achab hoorde dat Nabot doot was, so stont hi op, ende ginck nederwaert totten wijnghaert Nabot des Iesraheliten om dyen te besitten.

17

Ga naar margenoot+Maer dat woort des HEREN is gesciet hierom tot Heliam den Thesbijt, ende sprack.

18

Staet op, ende gaet neder Achab den Coninc van Israel te ghemoete, die tot Samarien is. Siet hi is neder gecomen tot Nabots wijnghaert, dat hi dien soude besitten,

19

ende spreect tot hem segghende. So spreect die HERE, ghy hebt doot gheslaghen, daer toe inghenomen om dien te besitten, ende voorts suldy segghen, So spreect die HEERE. In dese selue plaetse, daer die honden Nabots bloet op gelect hebben, daer sullen ooc die honden v bloet op lecken.

20

Ende Achab sprac tot Heliam. Hebt ghi mi oyt uwen viant gheuonden? Hi sprac. Ia, ic hebbe v gheuonden, om dat ghi vercocht zijt, slechs quaet te doen voor dat aensichte des HEEREN.

Ga naar margenoot* Dit seyt dye HEERE)

21

Siet, ic sal Ga naar margenoot* quaet) ouer v brengen ende uwe nacomelingen Ga naar margenoot* afmaeyen) ende sal van Achab wtroeyen, ooc den genen die aen dye want pisset, ende die besloten ende den lesten verlaten is in Israel.

22

Ic sal v huys gheuen, gelijc dat huys ieroboam des soons Nebath, ende als dat huys Basa des soons Ahia. Want ghy hebt ghedaen quaet, om dat ghi mi tot gramscap verwecken soudt, ende Israel hebt ghy doen sondighen.

23

Ende ouer Iesabel sprac die HEERE ooc, ende seyde. Die honden sullen Iesabel eten inden acker van israel.

24

Ist dat Achab inder stadt sterft, so sullen hem die honden eten, Ga naar margenoot+ ende sterft hi inden coorn velde, so sullen hem die vogelen des hemels eten.

25

Also en was niemant anders die so geheelick vercocht wert quaet te doen voor den HEERE als Achab, want zijn wijf Iesabel bracht ende verwecte hem daer toe

26

ende hi is afgrijselick gheworden, also verre dat hi den afgoden volchde in alle maniere als die Amoriten ghedaen hadden, die de HERE voor die kinderen van Israhel vernielt hadde.

[pagina x4v]
[p. x4v]

27

Maer doen Achab dese woorden hoorde, schoerde hy sine cleederen, ende ouerdecte zijn vleesch met eenen haren cleet, ende vaste, ende sliep inden sack, ende ginc cromme met neder geneychden hoofde.

28

Ende dat woort des HEREN quam tot Heliam den Thesbijt, ende sprac

29

En hebdi niet ghesien hoe hem Achab voor mi heeft verootmoedicht? Want hy dan om minent wille vernedert is, so en sal ic tquaet ongeluc niet brengen in sinen leuen. Maer bi zijns soons leuen sal ic dat quaet ongeluc ouer zijn huys brenghen.

§ Hoe die Coningen Achab ende Iosaphat vereenichden, Vanden valscen propheten, van Michea, vanden strijt daer Achab bleef, ende Ochozias na hem regeerde.

margenoot+
A

margenoot*
th. late dat verre van mi zijn dat ic v mijns vaders erffenisse soude gheuen

margenoot*
the. onghemoet ende toornich.
margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
th. getuigen Gebenedijt staet hyer voor vermaledijt. Iob. iiij. God ende den coninck te lasteren was van god verboden

margenoot+
D
margenoot*
the. belials
margenoot+
Gebenedijt, voor vermaledijt.

margenoot+
E

margenoot*
ten is nyet int heb

margenoot*
th. ongelijc
margenoot*
th. wech nemen.

margenoot+
F


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken