Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+NAaman die velthooftman des conincs van Syrien was een deghelijck man, voor sinen Heere, ende wel ghesien, want door hem ghaf die HEERE salicheit in Syrien, want hy was een machtich man, maer malaetsch,

2

Maer die Ga naar margenoot* roouers) wt Syrien waren wt ghereyst, ende hadden een cleyn deerne wt ghelent gheuanghen, wten lande van Israel, die was in Naamans wijfs dienst,

3

die sprac tot haerder vrouwen, Och oft mijn Heere byden prophete tot Samarien gheweest ware, die soude hem certeyn van zijnder malaetsheyt gesont gemaect hebben,

4

Doen ghinc Naaman in tot sinen Heere, ende gaft hem te kennen ende sprac, Also ende also heeft die deerne wten lande van Israel gesproken,

5

Die coninc van Syrien sprac, So reyst derwaerts, ende ic sal den coninc van Israel eenen brief scriuen

Ga naar margenoot+ Ende als hi derwaerts reysde nam hy met hem thien ponden siluers, ende ses duysent guldens, ende thien viercleederen,

6

ende bracht den brief den coninc van Israhel, dye luyde also, Als ghi desen brief ontfangen sult so weet dat ic minen knecht Naaman tot v hebbe ghesonden, dat ghi hem van zijnder malaetsheyt genesen sout,

7

Ende doen die coninc van Israhel den brief las, schoerde hi zijn cleederen, ende sprac, Ben ic dan God, dat ic doode ende leuende van gemaken, dat hi tot mi seynt den man, Ga naar margenoot+ dat ic hem van zijnder malaetsheyt soude genesen? Merct, ende siet, hoe hi tegen my oorsake soect,

8

Doen Heliseus die man Gods dat verhoorde, dat die coninc van Israel zijn clederen geschoert hadde, sant hi tot hem, ende liet hem seggen, Waerom hebdi uwe cleederen gescoert laet hem tot mi comen, dat hy bekenne, datter een propheet in Israel is,

9

Also quam Naaman met paerden ende waghens, Ga naar margenoot+ ende hi hielt voor die duere van Helizeus huys,

10

Doen sandt Heliseus eenen bode tot hem, ende dede hem segghen, Ghaet henen, ende wasschet v seuen mael in die Iordane, soo sal v vleesche weder ghesont, ende reyn worden,

11

Doen wert Naaman gram, ende trock wech, ende sprack, Ick meynde, dat hi soude tot mi wt gecomen, ende staende den name des HEEREN zijns Gods aengeroepen hebben, ende met zijnder hant ouer die plaetse gestreken, ende die malaetsheyt also soude hebben genesen,

12

En zijn die wateren Abana ende Pharphar tot Damasco, nyet beter dan alle die wateren van Israel, dat ick

[pagina x8r]
[p. x8r]

mi daer in wiesche, ende reyn worde? ende doen hy hem keerde ende ginc met onwerdicheden wech.

13

Doen ghingen zijn knechten tot hem, ende spraken. Vader, Ga naar margenoot+ waert dat v die prophete wat groots hadde gheheeten, dat soudy certeyn moeten doen, Hoe vele te meer nv hy tot v seyt, wasschet v, ende so sult ghi reyn worden.

14

Doen daelde hi af, ende wiesch hem seuenwerf in de Iordane, so die man Gods ghesproken hadde, ende zijn vleesche wert weder ghesont, als dat vleesch van een ionc knechtken, ende hy wert ghesuyuert.

15

Ende hi keerde weder, ende quam totten man Gods met sinen gheheelen heyr, Ga naar margenoot+ ende doen hi in quam, ghinc hi ende stont voor hem ende sprack Ic weet warachtelijc dat gheen God in alle landen en is, dan in Israel. Aldus bidde ic v, neemt nv die gebenedijnge van uwen knecht

16

Maer hi antwoorde. Also warachtelijck als God leeft, voor dien ic stae, ick en sals nyet nemen. Ende als hi hem benaude, dat hijt nemen soude, en wilde hijt hem niet consenteren.

17

Doen sprac Naaman, Ga naar margenoot* als ghi wilt), Maer ick bidde, verleent my uwen dienaer eenen last van deser aerden, so vele als twee muylen draghen. Want v knecht en sal niet meer in gheender manieren anderen goden offeren ende brantoffer doen, dan den HERE,

18

Maer dit is alleen dat ghi den HERE verbiddet voor dijnen dienaer. Als mijn HEERE gaen sal in Ga naar margenoot* Remmons tempel) om aen te bidden, ende als hi leende op minen arme, Ist dat ic dan aenbidde in Remmons tempel te wile dat hi inder seluer plaetsen aenbiddet, dat die HERE mi uwen knechte dat wil vergheuen om dese sake.

19

Hi sprac tot hem. Gaet met vreden.

Ga naar margenoot+ Ende hi is van hem wech ghegaen Ga naar margenoot* in eenen bequamen tijt)

20

Ende Gihesi dye dienaer des mans Gods seyde in hem seluen. Mijn heere heeft desen Sirier Naaman gespaert dat hi niet van hem en heuet ghenomen dat hy gebracht heeft, so warachtelijc als die HERE leeft, ic sal hem na loopen ende wat van hem nemen.

21

Also liep Gihesi Naaman na, ende doen Naaman sach dat hi hem na liep, spranc hi vanden wagen hem te gemoete ende sprac. Sijn alle dingen niet recht op?

22

Hi sprac, Ia, maer mijn here heeft mi gesonden tot v ende doet v seggen, nv zijn twee iongelingen wter propheten kinderen tot mi gecomen vanden geberchte Ephraim geeft hen een pont siluers, ende twee viercleederen.

23

Naaman sprac. Tis beter dat ghi twee ponden neemt. Ende hi dwanc hem, ende bant twee ponden in twee sacken, ende twee viercleederen, ende gaft sinen twee knapen, die droegent voor hem henen.

24

Ende doen hi Ga naar margenoot* tsauonts thuys) quam, nam [kolom] hijt van haeren handen, ende leyt besiden int huys, ende liet die mannen gaen,

25

ende si gingen wech.

Ga naar margenoot+ Maer hi ginc binnen ende stont voor sinen here. Ende Helizeus sprac tot hem. Van waer coemdy Gihesi? Hi sprack. V knecht en heeft niewers gegaen.

26

Hi sprac tot hem En Ga naar margenoot* was mijn herte niet in die tegenwoordicheit) doen die man wederom keerde van sinen waghen v te gemoete? Nv ghi hebt dat siluer ende die cleederen genomen, op dat ghi olijfhouen, wijngaerden, scapen, runderen, knechten, ende maerten soudt coopen.

27

Maer Naamans malaetsheyt sal v aen hangen, ende uwen sade inder eewicheit. Doen ginc hy van hem wt malaetsch als snee.

§ Hoe Helizeus dat yser van die bile weder dede comen Ende hoe diere dat eens ezels hooft vercoft wert, Ende hoe de vrouwen haer kinderen van honger aten.

margenoot+
A

margenoot*
the. crijschluyden

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
Luce. iiij.c.

margenoot+
E

margenoot*
ten is nyet int hebre

margenoot*
the. Rimons huys

margenoot+
F
margenoot*
th. een stuc weechs int lant.

margenoot*
th. int doncker.

margenoot+
G

margenoot*
the. wandelde niet mijn herte


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken