Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxix. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde die coninc Dauid sprack totter gheheelder vergaderinghe der Israeliten, God heeft Salomon een van minen sonen vercoren die noch ionck ende teder is, Maer dat werck is groot, want het en wort niet tot eens menschen wooninge bereyt, maer Gods des HEREN,

2

Ic hebbe wt alle mijn crachten beschict tot des HEREN mijns Godts huys, gout tot gulden vaten siluer tot silueren, metael tot metalen, yser tot yseren, hout tot houtenen gereetscap, Onichsteenen, ende als blancketsel verwe, ende van verscheyder verwen, ende alle seer dierbare robijn, ende versceyden marmor steenen, ende alderhande edele gesteenten, marmor steenen oueruloedelic.

3

Hier en bouen ouer al dat ghene dat ic geoffert hebbe, aen dat huys mijns Gods, van minen eyghen goede geue ic gout ende siluer, behaluen dat ic bereyt hebbe totten heylighen huys,

4

drie duysent ponden gouts van Ophier, ende seuen duysent ponden des alderbesten siluers, om die wanden des tempels te vergulden,

5

Ende waert van noode is gout van goude, ende waert van noode is, silueren van siluer, die wercken sullen gemaect worden door des constenaers handen, Ende isser yemant die vriwillich yet offert, die vulle zijn hant huyden ende offert dat hi wille?

6

Ga naar margenoot+Doen werden die princen der vaderen ende die princen der geslachten van Israhel, die princen ouer .m. ende ouer hondert, ende dye princen ouer des conincs erffenissen vriwillich,

7

ende gauen totten wercken des huis Gods, vijf .m. ponden gouts, ende .x. duysent Ga naar margenoot* scellingen) ende .x. duysent ponden siluers .xviij. duysent ponden metaels, ende .c. duysent ponden ysers,

8

Ende bi wien dat steenen geuonden waren, gauen si tot des HEREN huis, onder Iehiels des Gersoniters hant,

9

Ende dat volc was vrolijc doen si vrywillichlijc gelouende waren, Want si gauent wt geheelder herten den HERE, Ende Dauid die coninc verblide hem ooc hoochlijc,

10

ende loefde God, ende sprac voor die geheele gemeynte Gebenedijt si die HERE God van Israel ons vaders,

11

Ga naar margenoot+v behoort dye grootheyt, eere der macht, victorie, ende danc eewelijc, Want alle

[pagina aa8r]
[p. aa8r]

dat inden hemel ende opter aerden is, is uwe, uwe is dat conincrijck, ende ghi zijt verheuen bouen alle princen.

12

Vwe is rijcdom ende eere, voor v, ghi hebt heerscappie ouer al, in uwer handt staet cracht ende macht, ende in uwer hant is die grootheyt, ende dat ghebot ouer alle dinghen.

13

Nv dan hieromme, onse God, wi beliden v al danckende, ende louende, ende prisen uwen edelen naem,

14

Ga naar margenoot+Want wie ben ic? Ende wat is mijn volc? dat wi souden vermogen v alle dese dinghen ghelouen? Want alle dinc is uwe, ende dat wy van uwen handen ontfangen hebben, dat hebben wi v ghegeuen,

15

Want wi zijn vremdelingen ende gasten voor v, ghelijc onse vaders alle. Onse leuen opter aerden is als een scaduwe, ende daer en is geen ophouden.

16

HEERE onse God, Al desen oueruloedighen hoop die wi bereyt hebben, om een huys te timmeren, uwen heyligen name, die is van uwer hant ghecomen, ende het is al uwe.

17

Ic weet mijn God, dat ghi dat herte proeft ende dat ghi simpelheit lief hebbet. Ga naar margenoot+ Daeromme hebbe ic dit al met blijschappen, in simpelheyt mijnder herten vrywillichlijck ghegheuen, ende hebben v met seer grooter blijscappen ghesien v volc dat hier voor handen gheuonden is, dattet v vrywillichlijck ghiften gheoffert heeft.

18

HEERE onser vaderen, Abrahams, Isaacs, ende Israels God, bewaert inder eewicheit desen haers herten wille, ende dat dit aendachte volstandich bliue in v te eeren.

19

Ende minen sone Salomon geeft een volcomen herte, dat hi uwe geboden onderhoude, ende uwe ghetuyghenisse ende zeden, dat hijt al doe, ende timmere dese wooninge die ick gheschict hebbe.

20

Ende Dauid Ga naar margenoot* gheboodt) der gheheelder vergaderinghe. Ga naar margenoot+ Ghebenedijt den HEERE uwen God. Ga naar margenoot+ Ende die gheheele ghemeynte ghebenedide den HEERE haerder vaderen God, ende buychden hen, ende aenbaden den HERE ende daer na den Coninc.

21

Ende si dooden beesten om te offeren den HERE offerhanden. Ende si offerden des anderen daechs brantoffer, duysent varren, duysent rammen, duysent lammeren met haeren vochtigen offer ende offerden oueruloedelijc onder geheel Israel.

22

Ende si aten ende droncken inden seluen daghe voor den HEERE, met groter blijscappen, ende salfden Salomon Dauids sone anderwerf Coninc, Ga naar margenoot+ ende salfden hem den HERE tot eenen prince, ende Zadoch tot eenen ouersten priester.

23

Ende Salomon sadt opten stoel des HEE-[kolom]REN tot eenen Coninc in zijns vaders Dauids plaetse, ende hi behaechde eenen yegelijcken. Ende geheel Israel was hem gehoorsaem,

24

ende alle ouerste princen ende machtighe. Oock alle des Conincs Dauids kinderen ghauen hem die hant, ende waren den Coninc Salomon onderdanich.

25

Ende de HERE maecte Salomon groot ouer geheel Israel. Ende ghaf hem sulcke eere des Coninckrijcs, dat des ghelijcken gheen Coninc voor hem ouer Israel gehadt en hadde.

26

Ga naar margenoot+So heeft dan Dauid Isai sone Coninc gheweest, ende gheregeert ouer alle Israel.

27

Ende die tijt dat hi geregeert heeft, ende Coninck gheweest is ouer Israel, is veertich iaer. Te Hebron regeerde hi seuen iaer, ende tot Ierusalem, driendertich iaer,

28

Ende sterf in goeden ouderdom, vol leuens, rijcdoms, ende eeren Ende zijn sone Salomon wert Coninc, ende regeerde in zijn plaetse.

29

Dese ghesciedenissen des Conincs Dauids, beyde die eerste ende die laetste, die zijn ghescreuen inden Ga naar margenoot* boecke) van Samuel den siender, ende inden Ga naar margenoot* boec) des propheets Nathan, ende inden Ga naar margenoot* boec) Gads des sienders,

30

met alle sinen conincrijcken, machtichheden ende tijden, die onder hem vergaen zijn, beide ouer Israel, ende alle den Conincrijcken des aertrijckes

§ Hier eyndet dat eerste boeck Paralipomenon.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
the. gulden

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot*
the. seyde
margenoot+
F
margenoot+
iij.regum. ij.

margenoot+
iij.regum. ij.f

margenoot+
G

margenoot*
th. woorden
margenoot*
th. woorden
margenoot*
th. woorden


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken