Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer int seuenste iaer wert Ioiada versterct, Ga naar margenoot+ ende nam die hooftmannen ouer hondert, te weten Azaria Iehorams sone, Ismael Iohanans sone, Azaria Obeds sone, Maasan Adaias sone, ende Eliphat Sechri sone, ende maecte met hen een verbont,

2

ende die trocken alomme in Iuda, ende brachten die Leuiten te hoope, wt allen den steden van Iuda, ende douerste princen der huysgesinnen van Israel, dat si te Ierusalem souden comen.

3

Ende die geheel gemeynte maecte een verbont inden huise Gods met den coninc, ende Ga naar margenoot* Ioiada) sprac tot hen, Siet, sconincs sone sal coninc zijn, so die HEERE gesproken heeft, ouer Dauids kinderen,

4

Dit is dat woort dat ghi doen moet.

5

Ga naar margenoot+Dat derden deel van v, die totten Sabboth gaen, ende der priesteren, ende der Leuiten, ende der duerwachters, sullen in die poorte zijn, Ende dat derde deel in sconincs huyse, ende dat derde deel, aen die fundament poorte, Maer alle dat ander ghemeyn volc, sal zijn inden voorhof aen dat huys des HEREN

6

Ende dat niemant in dat huys des HEREN en gae, dan die priesters ende Leuiten die daer dienen, die sullen daer alleene inne ghaen, want si zijn geheylicht, Ende alle dat ander volck neme waer des bewaringhe des HEREN,

7

Ende die Leuiten sullen hen rontsom den coninc maken, elck met sinen gheweere in die hant, Ende wie vanden anderen int huis ghaet, dien salmen dooden, ende si sullen bi den coninc zijn, als hi wt ende in ghaet.

8

Ende die Leuiten ende geheel Iuda deden alle dinck, so die priester Ioiada geboden hadde, Ga naar margenoot+ ende elc nam zijn luyden, die onder hem geoordineert waren, tot hem, ende si quamen door die oordine des Sabboths, met den ghenen, die nv den Sabboth veruult hadden, ende wt souden ghaen, Want die bisschop Ioiada, en liet die Ga naar margenoot* scharen niet wech gaen, die deen na den anderen plegen alle weken opten Sabboth te volghen,)

9

Ende Ioiada die priester gaf den hooftmannen ouer hondert spiessen ende schilden, ende die wapenen des conincs Dauids, die hi inden huyse Gods gewijt hadde,

10

ende stelde dat volc, elck hielde Ga naar margenoot* sprieten in die hant, vanden rechten hoec des huis totten slinckeren hoecke toe, bi den outaer ende totten huyse waert rontsomme den coninck.

11

Ende si brachten des conincs sone wt, ende setteden hem die croone op, ende dat ghetuyghenis, Ga naar margenoot* ende ghauen hem in zijn hant die wet, om die te houden,) ende maecten hem coninc. Ende Ioiada

[pagina cc1v]
[p. cc1v]

met sinen sonen salfden hem, ende wenschten hem gheluck, ende seyden, Die Coninck leue.

12

Doen Athalia dat hoorde, te weten die stemme vanden ghenen die daer liepen ende den coninc loefden, ghinc si totten volc int huys des HEREN,

13

ende doen si sach, dat die coninc stont Ga naar margenoot* op die trappe) inden inghanck, ende die princen ende scharen omtrent hem, ende alle tvolc des lants vrolijck zijnde, ende slaende gheluyt met trompetten, ende die sangers met orghelen ende alderley musijcspele, ende die stemmen geschict te louen, schoorde si haer cleederen, ende sprack, Oploop, Oploop,

14

Maer Ioiada die opperste priester ghinck wt, totten ouersten ouer hondert, ende den princen des heyrs ende seyde tot hen, Leydtse wt, Ga naar margenoot* buyten die besloten plaetsen des tempels, ende men doodese daer buyten) metten swaerde, Want die priester hadde beuolen, datmense niet in den huyse des HEEREN dooden en soude

15

Ende si sloegen die handen Ga naar margenoot* aen haeren hals,) ende doen si quam totten inganc der paerden poorte des conincs huys, dooden sise aldaer.

16

Ga naar margenoot+Ende Ioiada maecte een verbont tusscen hem ende alle den volcke ende den coninc, dat si des HEEREN volc zijn souden.

17

Doen ghinc alle dat volc in Baals huys, ende braken dat af, ende zijn outaers ende beelden braken si in stucken, ende dooden Mathan Baals priester, voor de outaren,

18

Ende Ioiada stelde die officiers inden huise des HEEREN, onder die priesteren ende den Leuiten, die Dauid geoordineert hadde totten huyse des HEEREN, om den HERE brantoffer te offeren, gelijck dat ghescreuen staet in die wet Moysi, met vruechden, ende liedekens door Dauid gedicht,

19

Ende stelde duerwachters aen die poorten aen des HEREN huys, datter niet onreyns in en soude comen aen eenighen dinghe.

20

Ende hi nam die hooftmannen ouer hondert ende die machtighe ende die heeren onder tvolck ende alle des lants volck, ende leyden den coninck af, vanden huyse des HEEREN, ende brachten hem door dat middel van die hooghe poorte in des conincs huys, ende deden den coninc op den conincliken stoel sitten,

21

Ende alle tvolck vanden lande was vrolijc, ende die stadt was stille, Maer Athalia wert metten swaerde ghedoot.

§ Hoe Ioas goet dede, so langhe als Ioiada leefde, ende hoe Ioiada sterf.

margenoot+
A
margenoot+
iiij.re. xi.a

margenoot*
thebr. hi

margenoot+
B

margenoot+
C
margenoot*
theb. twee hoopen niet van malcanderen comen.

margenoot*
the. zijn geschut.

margenoot*
ten is niet int hebree.

margenoot*
the. in zijn plaetse

margenoot*
th. tusschen die mueren ende wie haer na volget dien salmen dooden

margenoot*
h. aen haer

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken