Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxiiij. Capitel.

1

Ga naar margenoot+IOas was seuen iaer out doen hi coninc wert, Ga naar margenoot+ ende regeerde veertich iaer te Ierusalem. Sijn moeder hiet Zebia van Bersabee,

2

Ende Ioas dede dat den HERE wel behaechde, also langhe als die priester Ioiada [kolom] leefde,

3

Ende Ioiada gaf hem twee huysfrouwen ende hi wan sonen ende dochteren.

4

Daer na nam Ioas voor, dat huys des HEREN te vernieuwen,

5

Ga naar margenoot+ende vergaderde die priesters ende de Leuiten, ende sprac tot hen, Trect wt tot alle den steden van Iuda, ende vergadert ghelt wt geheel Israel, om thuys ws Gods iaerlijcs te vermaken, ende haest v dat te doen. Maer de Leuiten en haesteden hen niet.

6

Doen riep die coninc, Ioiada den prince ende sprack tot hem Waerom en hebdy gheen achte op die Leuiten te dwingen, dat si inbrochten van Iuda ende Ierusalem, die hantreyckinghe, die Moyses des HEREN knecht geset heeft, dat al die menichte van Israel tot den tabernakel des getuygenis, die soude brengen?

7

Want dongodlike Athalia ende haer sonen hebben thuys godse verdoruen, ende van alwat totten huyse des HEREN geheylicht was, daermede hebben si Baalims tempel verciert.

8

Ga naar margenoot+Doen beual die coninc, datmen een kiste soude maken, ende settense buyten aen die poorte van des HEREN huys,

9

ende tis wtgeroepen in Iuda ende te Ierusalem, datmen den HERE de hantreyckinge inbrengen soude, diewelcke Moyses Gods knecht gestelt hadde, ghegheuen te worden ouer alle Israel, in de woestinen,

10

Doen verbliden hen alle die ouerste ende alle tvolck, ende brachtent ende werpent in die kiste des HEEREN, tot dat si vol wert.

11

Ende alst tijt was datmen die kiste brengen soude door der Leuiten hant, van des conincs beuel (als si sagen datter veel ghelts inne was) so quam des conincs schriuer, ende wie vanden principaelsten priester beuel hadde, ende scudden dat ghelt wt dat in die kiste was, ende droegense weder op haer plaetse, So deden si alle dage, ende daer wert ontallijc veel ghelts vergadert,

12

Ga naar margenoot+dwelc die coninc ende Ioiada ghauen den ghenen die ghestelt waren ouer die arbeiders, die daer wrochten aen des HEREN huys, die selue huerden om dat ghelt steenmetsers ende timmerluyden, om thuys des HEEREN te vernieuwen, ooc die smeeden aen yser ende metael om tghene dat beghonst te veruallen onder houden soude worden, Ga naar margenoot*

13

Ende die wercluyden arbeyden zeer listelijc, ende stopten die schoeren der wanden met haer handen ende stelden thuys Gods in sinen eersten staet, ende maectent vast staende,

14

Ende doen si al de wercken voleynt hadden, brachten si tghelt, datter noch ouerde, voor den coninck ende Ioiada, daer af maectemen vaten Ga naar margenoot* des tempels,) totten dienste ende brantofferen, flessen ende andere gouden ende silueren vaten. Ende men offerde altoos brantoffere inden huyse des HEEREN alle die

[pagina cc2r]
[p. cc2r]

daghen, alsoo langhe als Ioiada leefde.

15

Ga naar margenoot+Ende Ioiada wert oudt ende vol van dagen ende sterf, als hi oudt was hondert ende dertich iaer,

16

ende si begroeuen hem, in Dauids stadt met die coninghen, om dat hi wel hadde gedaen aen Israel, Ga naar margenoot*) ende met sinen huyse,

17

Ende na die doot Ioiada, quamen die vorsten in ghegaen, ende aenbaden den coninc, Ga naar margenoot* Ende hi verleyt met haeren dienste, ghaf hen consent.)

18

Ende si verlieten den Tempel des HEEREN des Gods haerder vaders, ende dienden den boschkens, ende den gesneden afgoden. Doen quam die gramscap ouer Iuda, ende Ierusalem, om deser haerder schult wille.

19

Ende hi sandt propheten tot hen, Ga naar margenoot+ dat si hen totten HEERE bekeeren souden, ende die betuychdense, Maer si Ga naar margenoot* en wildense niet hooren.)

20

Ende die gheest Gods dede aen, Sachariam Ioiadas sone den priestere, die stont int aensichte van dat volck, ende sprac tot hen Dit spreect God, Ga naar margenoot* die HEERE) Waerom ouertredet ghi de geboden des HEEREN dat v niet Ga naar margenoot* baten) en sal? Ga naar margenoot* Ende) ghi hebt den HEERE verlaten Ga naar margenoot* om dat hi v weder verlaten soude)

21

Maer si vergaderden tegen hem ende werpen hem met steenen, naer sconincs ghebot, inden voorhof inden huyse des HEREN.

22

Ga naar margenoot+Ende die coninc Ioas en gedachte der ontfermherticheyt niet, ☞ die Ioiada zijn vader met hem ghedaen hadde, Maer doode sinen sone, diewelcke sprac, doen hi sterf, ☞ Die HEERE moet sien ende versoecken.

23

Ende doen dat iaer omme gegaen was, quam dat heyr van Syrien teghen hem, ende quam in Iuda ende in Ierusalem, ende versloech alle de ouerste princen des volcs, ende alle den roof sonden si den coninc tot Damascom,

24

Ende certeynlijcken al was doen dat ghetal van die Siriers wtermaten cleyne, nochtans ghaf die HERE een zeer groote menichte in haere handen, Om dat si den HEERE haerder vaderen God verlaten hadden. Oock deden si teghen Ioas, schandelike oordeelen,

25

Ende doen si van hem trocken, lieten si hem in groote crancheyden.

Ga naar margenoot+ Ende zijn knechten stonden op tegen hem, om wrake te doen des bloets Zacharie des soons Ioiada des priesters, ende doodeden hem op zijn bedde, ende hi sterf, ende men begroef hem in Dauids stadt, maer niet onder der coninghen grauen.

26

Die die wederspannicheyt teghen hem maecten, waren dese Zabad die sone Samaath der Amonitinne, Ende Iosabad Semarith der Moabitinnen sone,

27

Maer zijn sonen, ende die summa die onder hem vergadert was, ende die timmeringe [kolom] des huys Gods, die zijn naerstelijcker beschreuen in die Historie inden boeck der Coninghen, Ende zijn sone Amasias wert Coninck in zijn stede, ende regeerde voor hem.

§ Hoe Amasias regeerde ende verwant tegen Edom, Ende hoe hi gheuanghen wert, Ende vanden strijdt teghen Ioas den Coninck van Israel, ende hoe Ierusalem berooft wert, Ende hoe Amasias sterf.

margenoot+
A
margenoot+
iij.regum. i.d

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot*
h. aent huis des HEEREN

margenoot*
the. totten huyse des HEREN

margenoot+
E

margenoot*
th. ende aen God

margenoot*
th. doen verhoordese die coninc.

margenoot+
mat. xxiij d
margenoot*
theb. en namens niet ter ooren.

margenoot*
ten is niet int hebree.
margenoot*
the. ghelucken,
margenoot*
the. want
margenoot*
theb. ende hi sal v weder verlaten,

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken