Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+AChas was twintich iaer out doen hi coninc wert, ende regeerde sestien iaren te Ierusalem, Ga naar margenoot+ ende en dede niet recht dat den HEERE wel behaechde, gelijc zijn vader Dauid,

2

maer hi wandelde inden wegen der coninghen van Israel, Ende daer toe maecte hi gheghoten beelden Baalim,

3

ende hi brande wieroock int dal der kinderen Hennon, ende hi verbrande sinen sone met vyer, naden

[pagina cc3v]
[p. cc3v]

manieren der heydenen, die die HEERE in die coemst der kinderen van Israel verslagen hadde.

4

Ende hi offerde ende brande ruecwerck op die hoochten ende op die houelen ende onder alle groene boomen.

5

Ga naar margenoot+Daeromme gaf hem die HEERE sine God in die handt des conincs van Assyrien Ga naar margenoot* die hem sloech) ende eenen grooten hoop van sinen rijcke geuangen wech Ga naar margenoot* leyde) ende tot Damascon Ga naar margenoot* bracht) Oock wert hi gegeuen onder die hant des conincs van Israel, also dat hi met een groote plage geslagen was.

6

Want Phaceya Romelie sone sloech in Iuda hondert ende twintich duysent op eenen dach doot, die alle rassche oorloochs luyden waren om dat si den HEERE haerder vaderen Godt verlaten hadden,

7

Ende Sechri een machtige in Ephraim doodede inder seluer tijt Maasiam des conincs sone, ende Esrikam zijns huys vorste, Ende Helkanam den tweeden na den coninc.

8

Ende die kinderen van Israel leydeden wech gheuanghen van haeren broederen twee hondert duysent, wiuen, Ga naar margenoot* knechtkens, ende meyskens) ende namen daer toe eenen grooten ontalliken roof van hen ende brachten den roof tot Samarien.

9

Aldaer was inder seluer tijt een propheet des HEEREN, die hiet Obed, die ghinck wt den heyr tegen, dat tot Samarien quam ende sprack tot hen, siet, want die HEERE uwer vaderen God ouer Iuda gram is, soo heeft hise in uwen handen gegeuen, ende ghi hebtse wreedelijc gedoot, also dat uwe wreetheit inden hemel reyct.

10

Nv denct ghi, ende wilt noch hier ende bouen v die kinderen van Iuda ende Ierusalem onderworpen, tot knechten ende tot maerten.

Ga naar margenoot* Dwelcke in geender manieren van noode en is, want ghi hebt ouer dat stuc ghesondicht) teghen den HEERE uwen Godt?

11

Maer hoort nv minen raet, ende brengt die geuanghen wederomme, die ghi wech gheleydt hebt, van uwen broederen, want des HEEREN groote gramscap is v toecomende.

12

Ende doen stonden sommige mannen vanden princen der kinderen van Ephraim, Azaria Iohanan sone, Ga naar margenoot+ Barachias Mesillemoch sone Ezechias Sellum sone, ende Amasias Adalai sone, tegen die wten heyr quamen,

13

ende spraken tot hen, Ghi en sult die geuangene hier niet inbrengen, op dat wi den HEERE niet en sondigen, Waerom wildy toedoen op onse sonden, ende onse oude misdaden vermenichfuldighen? Want dit is sekerlijc? een groote schult, ende die verbolgentheyt des [kolom] HEERE is nakende op Israel.

14

Doen lieten die gheharnaste oorloochs mannen van Israel die geuanghene ende den roof voor den ouersten, ende voor der gheheelder ghemeynten.

15

Doen stonden die mannen die wi nv te voren met namen genoemt hebben, ende namen die geuangene, ende alle die bloot onder hen waren, die cleeden si vanden geroofde, ende als sise geschoeyt hadden ende gecleedt ende die vermaect hadden met spijse ende met dranc, ende haer gesalft, om den arbeyt, ende naersticheyt, om te genesen gedaen hadden den ghenen die niet wandelen en mochten, so setteden sise op beesten, ende leydense tot Iericho der palmen stadt, tot haeren broederen ende si zijn wederom gekeert tot Samarien.

16

Opter seluer tijt sandt die coninc Achas totten coninck van Assyrien, om dat si hem souden helpen.

17

Ende die Edomiten quamen ooc ende sloegender vele doot van Iuda, ende namen eenen grooten roof wech.

18

Ga naar margenoot+Die Philistinen daelden ende verspreyden hen ooc neder inden steden die inden velden zijn, ende tegent zuyden Iuda, ende wonnen Beth Semes, Aialon, Gaderoth, ende Sochot met haeren dochteren, Thamnan met haeren dochteren, ende Gimso met haeren dochteren, ende woonden daer in

19

want die HEERE verootmoedichde Iuda, om Achas des conincs van Iuda wille, om dat hi Ga naar margenoot* hem blootede van hulpe) ende dat hi den HEERE versmaet hadde,

20

Ende hy leyde tegens hem op Theglatphalazar den coninck van Assyrien, Ga naar margenoot+ die hem ooc Ga naar margenoot* quelde, om dat hem niemant en wederstont)

21

Hierom Achas na dat hi berooft hadde thuys des HEEREN thuys des conincs ende der princen, gaf hi den coninc van Assyrien giften, maer ten batede hem niet.

22

Hierenbouen inder tijt zijnder benautheyt vermenichfuldichde hy sine versmadenisse tegen God want die coninc Achab door hemseluen

23

heeft gedoot beesten, ende geoffert den goden van Damasco, die hem geslagen hebben, ende seyde, Die goden der coningen van Syrien holpen hen, die sal ic te vreden stellen met offerhanden, ende si sullen my by zijn, die daer teghen nochtans waren, hem ende den gheheelen Israel tot eenen val waren.

24

Ende als Achas geplondert ende ghebroken hadde te samen die vaten des huys Godts sloot hi die dueren toe vanden tempel des HEEREN, ende maecte voor hemseluen altaren in allen hoecken van Ierusalem,

25

ende in alle die steden van Iuda, hier ende daer maectehi altaren, om wierooc te branden Ga naar margenoot*) ende verwecte den HEERE zijnder vaderen God tot gram-

[pagina cc4r]
[p. cc4r]

schap.

26

Wat meer van hem te segghen is, ende alle sine wercken, beyde die eerste ende die laetste, dat is gheschreuen inden boeck der coninghen van Iuda ende Israel.

27

Ende Achas sliep met sinen vaderen, ende si begroeuen hem in die stadt te Ierusalem, Want si en Ga naar margenoot* ontfinghen) hem niet onder die grauen der coninghen van Israel, ende sine sone Ezechias wert coninc in zijn stede, ende regeerde voor hem

§ Hoe Ezechias regeerde, die welcke dede den tempel open doen, ende stelde die priesters weder in haer steden.

margenoot+
A
margenoot+
iiij.re. v.a.

margenoot+
B
margenoot*
th. datsi hem sloeghen.
margenoot*
the. leyden
margenoot*
th. brachten

margenoot*
th. sonen ende dochteren.

margenoot*
the. En is dat niet een sonde by v

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
theb. Iuda bloot maecte.

margenoot+
Exo. xxxij
margenoot*
the. benaude, ende hi en was hem niet machtic ghenoech

margenoot*
the. den vremden goden

margenoot*
th. brachten

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken