Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+EZechias was .xxv. iaer out doen hi coninc wert, ende regeerde .xxix. iaer te Ierusalem, Ga naar margenoot+ Sijn moeder hiet Abia Sacharia dochter,

2

Ende hi dede dat den HEERE behaechde na alle dingen ghelijck Dauid sine vader dede.

3

Hi dede die dueren vanden huyse des HEEREN open, inder eerster maent des eersten iaers zijns conincrijcs, ende hi vermaectese,

4

Ende bracht die Priesters ende die Leuiten daer in, ende vergaderdese opter breeder straten Oostwaerts,

5

ende sprac tot hen.

Hoort toe na mi, ghi Leuiten, heylicht v nv, Ga naar margenoot+ op dat ghi dat huys des HEEREN uwer vaderen God moecht heyligen, ende doet wech, ende neemt wt alle die onreynicheyt wt die heylige plaetse,

6

Want onse vaderen hebben hen ontgaen ende ghesondicht, ende hebben quaet ghedaen voor den ooghen des HEEREN ons Gods, ende hebben hem verlaten, Want si hebben haer aensichte vander wooninghen des HEEREN ghekeert, ende den rugge toe gekeert,

7

ende hebben die dueren die aen den poortale waren toe ghesloten, ende die lampen wtghebluschet, ende gheen ruecwerc gebrant, ende gheen brantoffer ghedaen in die heylige stede den Gode van Israel.

8

Daer wt is die gramscap des HEREN ouer Iuda ende Ierusalem gecomen, ende heeftse gegeuen in beroeringhen ende verwoestinge, datmense aenfluyt, alsoo ghi met uwen ooghen siet,

9

Ga naar margenoot+Want siet, om desselfs wille, zijn onse vaders gheuallen, doort swaert, onse sonen, ende dochteren, ende huysfrouwen zijn wech gheleyt.

10

Nv hebbe ick inden sinne ende tbehaecht mi, dat wi een verbont maken metten HERE den Gode van Israel, dat sal sine gramschap der verbolgentheyt van ons keeren

11

Nv mine kinderen, en wilt niet onachsaem zijn, Want die HEERE heeft v vercoren, dat ghi voor hem staen soudt, ende dat ghi hem dienen soudt, ende hem met godlijcken [kolom] dienste eeren, ende hem Ga naar margenoot* wieroock) branden.

12

Doen stonden die Leuiten op, Mahath Amasie sone, ende Ioehel Azarie sone, Ga naar margenoot+ wt den kinderen van Kahath, Wt Merari kinderen Cis Abdi sone, ende Azaria Ialeel sone Wt Gersons kinderen, Ioah Semma sone ende Eden Ioah sone,

13

Ende wt Elizaphan kinderen, Samri ende Iaiel, Ende wt Asaph kinderen Sacharias ende Mathanias,

14

Ende wt Heman kinderen, Iahiel ende Semei, Ende wt Idithun kinderen, Semeias, Ende Osiel,

15

ende si vergaderden haer broeders, ende heylichden hen, ende gingen in, naer sconincs beuel, wt den ghebode des HEEREN, om te reynighen dat huys des HEEREN.

16

Die priesters ghingen binnen in den tempel des HEEREN, om te heyligen, ende deden al die onreynicheyt wech die Ga naar margenoot* daer binnen) geuonden wert in dat portael des huys des HEEREN, ende die Leuiten namense op, ende droeghense tot die beke Cedron.

17

Ga naar margenoot+Sy beghonsten te reynigen inden eersten dach der eerster mant, ende opten achtsten dach der maent gingen si in dat portael Ga naar margenoot* vanden huise) des HEEREN, ende si reynichden dat huys des HEEREN acht daghen, ende voleyndent dat si beghonst hadden, inden sestiensten dach der Ga naar margenoot* seluer maent.

18

Ende si gingen in totten coninc Ezechias, ende spraken, Wi hebben dat gheheele huys des HEEREN Ga naar margenoot* geheylicht) ende den brantoffer altaer, ende alle sine vaten, ende die tafel der thoonbrooden, ende alle haer vaten,

19

ende alle des tempels huysraet, die die coninck Achas, doen hi coninc was, wech geworpen hadde, doen hi hem ontginc, die hebben wi bereyt ende gheheylicht, siet, si zijn wtgestelt voor den altar des HEEREN.

20

Doen stont Ezechias die coninc vroech op, ende vergaderde al die ouerste princen vander stadt, ende ghinc op totten huyse des HEEREN,

21

ende si offerden tsamen seuen verren, seuen rammen, seuen lammeren, ende seuen gheytbocken tot eenen sondoffer, voor dat conincrijc, voor die heylighe plaetse, ende voor Iuda, Ende hi sprac totten priesteren Aarons kinderen, dat si offeren souden opten altar des HEEREN.

22

Ga naar margenoot+Doen sloegen si die runderen, ende die priesters namen dat bloet, ende si Ga naar margenoot* stortedent) opten altar, ende si sloegen die rammen, ende si Ga naar margenoot* storteden) tbloet opten altaer, Ende si offerden die lammeren, ende si Ga naar margenoot* storteden) tbloet opten altar

23

ende si brachten die bocken totten Sondoffer voor den coninc, ende voor die ghemeynte, ende leyden haer handen op die,

24

ende die priesters

[pagina cc4v]
[p. cc4v]

sloeghense, ende ontsondichden haer bloet omtrent den altaer, om voor die sonde van geheel Israel te versoenen, Want die coninc hadde beuolen brantoffer voor gheheel Israel te gheschiedene Ga naar margenoot* voor haere sonden.)

25

Ende hi stelde Leuiten int huys den HEEREN met cymbalen, psalteren, ende harpen, Ga naar margenoot+ so dat Dauid beuolen had, ende Gad die siender des conincs, ende die Prophete Nathan, Want twas des HEEREN ghebot door sine propheten.

26

Ende die Leuiten stonden, ende hielden die orglen der musijck spelen Dauids, ende die priesters metten trompetten.

27

Ende Ezechias hiet hen brantoffer te offeren opten altaer, Ende op den tijt doemen dat brantoffer beghonste so beghonsten si ooc den sanc des HEREN te singen, ende die trompetten te slane, ende tsamen te luyden met verscheyden orglen ende instrumenten van musijcspelen, die Dauid de coninc van Israel geuonden had,

28

ende also langhe als die geheele scharen aenbaden, die sangers ende die trompetten hielden, waren staende in die officie haers diensts, tot dat al den brantoffer volbracht was,

29

Als nv die brantoffer volbracht was, nijchde die coninck, ende alle die bi hem waren, ende aenbaden.

30

Ende Ezechias metten ouersten princen hiet den Leuiten, dat si den HEERE louen souden met Dauids Asaphs des sienders gedichte, Ende si loefden God met grooter blijschappen, ende nijchden ende aenbaden.

31

Ende Ezechias sprack dit noch hier toe, Nv hebt ghi uwe handen gheuult den HEERE, gaet toe, Ga naar margenoot* ende offert offerande der geslagen beesten, ende loflike sangen inden) huyse des HEEREN. Ende die geheele ghemeynte Ga naar margenoot* offerde offerhanden ende loflike sangen van dancke, met aendachtelijcker herten ende brantofferen)

32

Ende tgetal der brantofferen die de gemeynten offerden was lxx. runderen, c. rammen ende .cc. lammeren Ga naar margenoot*)

33

Ende si heylichden den HERE .cccccc. runderen, ende drie .m. scapen.

34

Maer der priesters was te luttele, ende si en consten die brantofferen die huyt niet al afgetrecken, Daerom holpen hen haer broeders die Leuiten, tot dat dat werc volbracht wert, Ga naar margenoot+ ende tot dat hen die ouerste priesters heylichden, Want die leuiten zijn met lichter manieren te heylighen dan die priesters,

35

Daer was ooc des brantoffers te vele, metten vet des vreedsamigen offers, ende die vochtige offeren totten brantofferen, Ende die dienst vanden huyse des HEEREN is volbracht gheweest.

36

Ende Ezechias verblide hem ende alle tvolc Ga naar margenoot* om dat den dienst Gods voleyndt was,) Want tgheschiede onuersiens.

[kolom]

§ Vanden loopers die welcke Ezechias ouer alle Israel door sandt, om paesschen te houden.

margenoot+
A
margenoot+
ij.re. xviij.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
theb. ruecwerck

margenoot+
D

margenoot*
the. inden tempel des HEREN

margenoot+
E
margenoot*
ten is niet int hebree.
margenoot*
the. eerster

margenoot*
the. gesuyuert

margenoot+
F
margenoot*
h sprengdent
margenoot*
h. sprengden
margenoot*
h. sprengden

margenoot*
th. ende sondoffer.

margenoot+
F

margenoot*
h. ende brengt hier den offer, ende dancoffer totten
margenoot*
the. bracht daer offer ende dancoffer, ende eenyegelijc van vriwilliger herten brantoffer

margenoot*
theb. ende dit al tot brantoffer den HEERE

margenoot+
G

margenoot*
th. datmen met Gode bereit was worden,

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken