Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxx. Capitel.

1

Ga naar margenoot+ENde Ezechias sandt ooc tot geheel Israel ende Iuda, ende schreef brieuen aen Ephraim ende Manasse, dat si souden comen totten huyse des HEEREN te Ierusalem ende dat si den HERE den Gode van Israel paesschen souden houden.

2

Ende die coninc hielt eenen raet met sinen vorsten, ende metter geheelder gemeynten te Ierusalem, ende si stelden thooch tijt van paesscen, inder tweeder maent,

3

Want si en konstens Ga naar margenoot* in sinen) tijt niet gehouden, om datter niet priesters genoech geheylicht en waren, ende dat tvolck noch niet te samen ghecomen en was te Ierusalem.

4

Ende tbehaechde den coninck wel, ende der geheelder gemeynten,

5

Ende si besteldent dat Ga naar margenoot* si boden seynden souden) door geheel Israel, van Bersabee aen tot Dan toe, Ga naar margenoot+ op dat si souden comen houden den HEERE den Gode van Israel een paesscen te Ierusalem, Want daer en wasser niet vele Ga naar margenoot* die dat ghedaen hadden alst inder wet bescreuen was)

6

Ende de loopers gingen metten brieuen vander hant des conincs ende zijnder ouersten, door gheheel Israel ende Iuda, naer sconincs beuel, ende spraken, Ghi kinderen van Israel bekeert v, ende coemt wederom totten HEERE Abrahams, Isaacs ende Israels God, so sal hi hem keeren totten ontloopenen die noch ouergebleuen zijn onder v wt sconincs van Assyrien hant,

7

ende en wilt niet worden als uwe broeders ende vaders, die vanden HEERE haerder vaderen God afgeweken zijn, ende hi ghafse in een Ga naar margenoot* vernielinghe) der doot, so ghi selue siet,

8

Hierom en wilt nv niet hartneckich wesen gelijc uwe vaders, Maer gheeft uwe hant, den HERE, ende coemt tot sine heylige plaetse, die hi eewelijc gheheylicht heeft, ende dient det HEERE uwer vaderen God, so sal hi de verbolgentheyt zijnder gramschappen van v keeren,

9

Want ist dat ghi v bekeert totten HEERE, so sullen uwe broeders ende kinderen ontfermherticheit hebben voor haeren heeren, die ghene diese geuangen houden, dat si sullen weder in dit landt comen, Want die HEERE uwe Godt is ghenadich ende ontfermhertich, ende en sal zijn aensicht niet van v keeren, ist dat ghi v tot hem bekeert.

10

Ga naar margenoot+Ende die loopers ghinghen haestelijc vander eender stadt totter andere, inden lande Ephraim, ende Manasse, ende tot Sabulon toe, Maer si belachtense ende bespottense,

11

Nochtans sommige van Aser, ende Manasse, ende Sabulon, verootmoedichden hen, ende hoor-

[pagina cc5r]
[p. cc5r]

den na den raet, ende quamen te Ierusalem.

12

Ooc quam Gods hant in Iuda, dat hi hen een eendrachtich herte ghaf, te doen naer sconincs ende der ouersten princen ghebot, naden woorde des HEEREN.

13

Ende te Ierusalem quam een groot volc te hoope, om te houdene die feeste der ongeheefder brooden inder tweeder maent. Ga naar margenoot*)

14

Ga naar margenoot+Ende si stonden op, ende bedoruen die altaren die te Ierusalem waren, ende alle dat, daermen den afgoden mede wieroock brande, wierpen si omme, ende wierpent in die beke Cedron,

15

ende si sloeghen dat paeschlam, ende offerdent inden veertiensten dach der tweeder maent. Ende die priesters ende die leuiten Ga naar margenoot* die nv ten laetsten geheylicht waren, offerden) de brantoffers inden huyse des HEREN

16

ende stonden in haere oordine, alsoot behoort, naer Moyses wet des mans Gods, Ende die priesters Ga naar margenoot* storteden) dat bloet vander leuiten hant,

17

want daer wasser vele inder gemeynten, die niet geheylicht en waren, daerom sloegen die leuiten dat paeschlam, voor alle die niet suyuer en waren, dat si den HERE geheylicht souden worden.

18

Ooc so was des volcs vele van Ephraim, Manasse, Isachar ende Sabulon, die niet geheylicht en waren, maer aten dat paeschlam, Maer si en dedent niet na dat gescreuen staet, Ga naar margenoot+ Ende Ezechias badt voor hen, ende sprack.

Die HEERE die goedertieren is, sal ghenadich zijn

19

allen den ghenen, die haer herte voegen Godt te soecken, den HEERE haerder vaderen God, ende en salt hen tot geender sonde rekenen, dat si wat te min geheylicht zijn.

20

Ende die HEERE verhoorde Ezechiam, ende Ga naar margenoot* was versoent ouer) tvolck.

21

Also hielden die kinderen van Israel die te Ierusalem geuonden werden, die feeste der ongeheefder brooden, seuen dagen met grooter blischappen, Ga naar margenoot* den HEERE danckende ende louende alle dagen, ende desgelijc ooc die leuiten ende priesters, met orgelen ende muysijc spelen die tot yegelijcken officie dienden.)

22

Ende Ezechias sprac totten herte van allen leuiten, die een goet verstant hadden van den HERE, ende si aten ouer ses dagen der vierliker feeste, ende offerden vreedsamige offerhanden, ende dancten den HEERE haerder vaderen God,

23

ende tbehaechde der geheelder ghemeynte, noch ander seuen dagen te vieren, ende hielden die seuen dagen ooc met grooter blijschappen,

24

Want Ezechias die coninc van Iuda, gaf dier gemeynte duysent varren, ende seuenduysent schapen, Maer die princen [kolom] gauen dier ghemeynte duysent varren ende thienduysent schapen. Also werden der priesteren een groote menichte geheylicht.

25

Ende die geheele gemeynte van Iuda verblijde haer so wel van die priesters als die leuiten, ende die geheele gemeynte die wt Israel gecomen was, ende die vremdelingen die onbesneden waren, die wt den lande van Israel gecomen waren, ende die in Iuda woonden,

26

ende daer was een groote Ga naar margenoot* vierlike feeste gehouden) te Ierusalem. Want sint Salomons Dauids sone des conincs van Israel daghen, en was alsulcke te Ierusalem niet geweest,

27

Ende die priesters ende die leuiten stonden op, ende gebenediden tvolc, ende haer stemme wert gehoort ende haer gebet ghinc in die heylige wooninge des hemels.

§ Hoe Ezechias der priesteren ende leuiten offer deylde.

margenoot+
A

margenoot*
he. tot dier

margenoot*
the. wtgeroepen soude worden
margenoot+
B
margenoot*
th. diet hielden soot gescreuen staet

margenoot*
th. verwoestinghe

margenoot+
C

margenoot*
th. een zeer groote ghemeynte

margenoot+
D

margenoot*
th. schaemden hen, ende heylichden hen ende brachten

margenoot*
the. sprengden

margenoot+
E

margenoot*
th. ghenas

margenoot*
th. Ende die leuiten ende priesters loefden den HEERE alle daghe, met starcken snarenspelen des HEREN

margenoot*
th. vruechde


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken