Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Cap.

1

Ga naar margenoot+ALs Cyrus Coninck van Persen regneerde in die volbrenghinghe des HEEREN woorts inden mont Ieremie, Ga naar margenoot+

2

so verwecte die HEERE den gheest Cyri der Persen Coninck, ende hi vercondichde in alle zijn rijck tsamen door gheschrifte,

3

seggende. Dit seyt Cyrus der Persen Coninck, Die HEERE Israels die hooghe HEERE heeft mi Coninck van aertrijck gestelt,

4

ende hi heeft mi te kennen ghegheuen, hem een huys te timmeren in Ierusalem, welck int Ioetsche lant is,

5

so wie wt uwe gheslachte is, zijn HERE ga op met hem in Ierusalem,

6

Hierom so veel alser bi die plaetse woonen, helpen hem in die selue plaetse, in zijn gout ende in siluer,

7

in gheuinghe met paerden ende beesten, ende met [kolom] den anderen, welcke nader beloften worden bigheset tot dat huys des HEEREN, dat te Ierusalem is,

8

Ende die ouerste der gheslachten, der dorpen, ende des Ioetschen lants, wten gheslachte BenIamin, ende die Priesteren ende Leuiten die die HERE verwect hadde op te gaen, ende te timmeren thuys des HEREN dat in Ierusalem is, Ende die rontsom hen waren,

9

stonden ende hielpen in al haer gout ende siluer, ende vee, ende veel beloften, vele warender der welcker sin verwect was.

10

Ga naar margenoot+Ende die Coninck Cyrus brocht voort die heylighe vaten des HEREN, Ga naar margenoot+ die Nabuchodonosor die Coninck tot Babylonien ouer gheuoert hadde wt Ierusalem, ende hi heylichdese sinen afgode,

11

ende Cyrus Coninck van Persen die voortbrenghende, leuerdese Metridato die ouer zijn schatten was,

12

Ende door desen zijnse gheleuert Salmanasaro den stadthouder des Ioetschen lants,

13

Ende dit is deser ghetal twee .m. ende .cccc. silueren vaten totten vochtighen offer .xxx. silueren coppen .xxx. gulden schalen, oock duysent ende .cccc. silueren schalen, ende duysent ander vaten,

14

Alle die vaten gulden ende silueren zijn vijf duysent, acht hondert ende .lx.

15

Ende si zijn ouerghetelt Salmanascaro te samen metten dien die wt der Babylonischer gheuanghenisse waren ghecomen tot Ierusalem.

16

Ga naar margenoot+Maer in Artharxerxis des Conincs van Persen tijden, screuen hem van desen die in Iudeen ende te Ierusalem woonden, Belemus ende Mitridatus, ende Sabellius, ende Rathymus, Balthemus, ende Samelius scrijuer, ende dander die te Samarien woonden, ende in ander plaetsen, desen nauolghenden brief den Coninck Artharxerxi,

17

Heere v knapen Rathymus vanden nyeuwen gheuallende saken, ende Sabellius scrijuer, ende dander ws hoefs rechters in Celosyria, ende Phenice,

18

Ende nv si den heere den Coninck kenlijck dat die Ioden die van v opghinghen tot ons comende te Ierusalem die afuallighe ende alderquaetste stadt si timmeren haer ouens, ende si stellen die mueren op, ende maken weder den tempel,

19

Ist dat dese stadt ende die mueren voleynt worden, so en sullen si niet alleen niet gedoogen tribuyt te betalene, maer si sullen den Coningen ooc wederstaen,

20

Ende want dit bi den tempel ghedaen wort, so dochten wi dat recht gheacht te worden, dat selue niet te verachten,

21

maer den here den Coninck dat te kennen te geuen op dat, ist dat den Coninck goet sal duncken, men in haerder vaderen boecken soecke,

22

ende ghi sult in die vermaningen van desen ge-

[pagina Bb4v]
[p. Bb4v]

schriften vinden, ende ghi sult weten dat die stadt wederspannich ende afuallich heeft gheweest, ende die Coninghen ende die steden beuechtende,

23

ende die Ioden afuallich, ende oorloghen in haer te oeffenen vander eewicheyt, om welcker sake wille dese stadt woest is verlaten.

24

Ga naar margenoot+Hierom Heer Coninck doen wi v condt, dat, ist dat dese stadt ghetimmert wort, ende dat haer mueren opgherecht worden, so en sult ghi gheenen afghanck hebben tot Celosyriam, ende Phenicien,

25

Doen schreef die Coninck, Rathymo die die nyeuwe tijdinghe schreef, ende Balthemo, ende Sabellio den schrijuer, ende den anderen ghestelden, ende inwoonenden in Syrien, ende Phenicien, tghene dat hier na staet,

26

Ick heb den brief ghelesen, die ghi mi ghesonden hebt, Aldus heb ick beuolen te ondersoecken, ende daer is gheuonden dat dese stadt vander eewicheyt den Coninghen wederstaen heeft,

27

ende die menschen afuallich, ende oorloghen daer in makende, ende dat daer waren die alder stercste Coninghen in Ierusalem, heerschappende ende tribuyt eysschende van Celosyria ende Phenicien,

28

Aldus heb ick nv gheboden desen menschen te verbieden die stadt te timmeren, ende oock te verbieden dat niet voort meer yet ghemaect en worde,

29

maer dat si oock niet in velen voort en gaen, waer wt quaetheden comen moghen, also dat den Coninghen moeylicheyt in worde ghebrocht.

30

Doen vercondicht zijnde tghene dat vanden Coninck Artharxerxe gheschreuen was, Ga naar margenoot+ Rathymus ende Sabellius scriuer, ende die met desen ghestelt waren, hen daer bi voeghende quamen haestelijck te Ierusalem, met vergaderinghe van paerden, ende met een schare ende hoope,

31

ende si beghonsten die timmerende te verbieden, Ende si waren ledich vander timmeringhe des tempels in Ierusalem totten .ij. iare des rijcs Darij des Conincs van Persen

§ Hoe die Coninck Darius een groote maeltijt bereyde den ouersten van Persen, Meden, van Indien tot Mooren lant toe, vanden drie verwaerders des Conincs lichaem, ende vanden raetselen die eerste vertelt te sine.

margenoot+
A
margenoot+
ij.Para. xxxiij.a. i.Esdr. i.a.

margenoot+
B
margenoot+
i.Esdre. i.c

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken