Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

[pagina Ee7v]
[p. Ee7v]

1

Ga naar margenoot+ENde doent auont was gheworden, so haesten zijn knechten tot haeren herberghen, Ende Vagao sloot die dueren der slaepcameren, ende ghinck wech,

2

Want si waren alle vermoeyt vanden wijn,

3

Ende Iudith was alleen in die camer,

4

Ende Holofernes lach int bedde inslape van grooter dronckenschap,

5

Ende Iudith seyde tot haer meysen, dat si buten voor die camer soude staen, ende hoede draghen.

6

Ende Iudith stont voort bedde biddende met tranen, ende met rueren der lippen, in stilheyt

7

segghende, HEERE God van Israel sterct mi, ende siet in dese vre totten wercken mijnder handen, op dat, so ghi gelouet hebt Ierusalem v stadt oprechtet, ende volbrengen mach tghene dat ick ghedacht hebbe gheloouende, dat door v te moghen gheschieden.

8

Ga naar margenoot+Ende als si dit geseyt hadde, so ghinck si tot die colomne, die aen thooft zijns beds was, ende si ontbant zijn sweert, dat daer aen ghebonden hinck,

9

Ende als zijt wter scheyden hadde getrocken, so greep si den crans zijns hoofts ende sprack, Sterct mi HEERE God in deser vren,

10

ende si sloech tweemael in sinen neck, ende sneet zijn hooft af, ende si nam zijn Ga naar margenoot* voordecsele) af vanden colomnen, ende wentelde zijn lichaem den block omme,

11

Ende na een luttel tijts ghinck si wt, ende gaf dat hooft Holofernis haerder dienstmaerte, ende hiet haer in haer male steken.

12

Ende si twee ginghen wt na haer ghewoonte als totten ghebede, ende si ginghen door die heyrleghers, ende omgaende dat dal, quamen si totter stadt poorte,

13

ende Iudith seyde den bewaerders der mueren, van verre, Doet die poorten op, want God is met ons, die macht in Israel bewesen heeft.

14

Ga naar margenoot+Ende het gheschiede, doen die mannen haer stemme hoorden, so riepen si die ouders der stadt.

15

Ende si liepen alle vanden minsten totten meesten tot haer ghemoete, Want si vermoeden dat si nv niet comen en soude,

16

Ende aenstekende die lichtten, vergaderden si alle om haer, Maer si clam op een hooghe plaetse, ende hiet datmen swijghen soude, Ende als si alle sweghen,

17

so heeft Iudith gheseyt, Loeft den HEERE onsen God, die niet verlaten en heeft, die in hem hopen,

18

ende heeft zijn barmherticheyt in mi zijn dienstmaecht veruult, die hi den huyse van Israel beloeft heeft, ende heeft in mijn hant den viant zijns volcs in dese nacht ghedoot,

19

Ende dat hooft Holofernis voortbrenghende wter malen, thoonde zijt dien segghende, Siet dat hooft Holofernis des Princen der ruyterschap van Assyrien, Ende siet zijn voordecsele daer hi in lach in si-[kolom]ne dronckenschap, daer hem die HEERE onse God oock door eens wijfs hant versloech

20

Maer also warachtelijck als die HEERE selue leeft, zijn Engel heeft mi bewaert van hier gaende, ende daer vertoeuende, ende van daer weder herwaerts keerende, Ende die HERE en heeft mi zijn dienstmaecht niet beulect laten worden, maer sonder alle beuleckinghe der sonden, heeft hi mi v wederghebracht, verblijdende in zijn victorie, in mijn ontcominghe, ende in v verlossinghe, Ga naar margenoot+

21

Belijdet hem alle, want hi is goet, want zijn ontfermherticheyt duert inder eewicheyt.

22

Ga naar margenoot+Ende si aenbaden alle den HEERE, ende seyden tot haer, Die HERE heeft v in zijnder cracht ghebenedijt, want door v heeft hi onse vianden vernielt,

23

Ende Ozias die prince des volcs Israel, seyde tot haer, Ghi dochter, ghebenedijt zijt ghi vanden HEERE den alder hoochsten God, Ga naar margenoot+ bouen alle vrouwen opter aerden,

24

Ghebenedijt si die HEERE, die hemel ende aerde heeft gheshcapen, ende die v ghestiert heeft, totten wonden des hoofts des princen onser vianden,

25

want hi uwen name huyden also groot ghemaect heeft, dat uwen lof niet wech en sal gaen, vanden monde der menschen die des HEEREN macht gedachtich zijn, inder eewicheyt, voor welcke ghi v leuen niet ghespaert en hebt, om die benautheyt ende druck ws gheslachts, Maer ghi zijt den valle te hulpen ghecomen, voor dat beschouwen ons Gods,

26

Ende al tvolck seyde, Het ghesciede, het gesciede,

27

Ende doenmen Achior riep so quam hi, ende Iudith seyde hem, God van Israel dien ghi getuych hebt ghegheuen, dat hi hem wreket van zijn vianden, hi heeft in dese nacht alder ongeloouiger hooft in mijn hant afgeslaghen,

28

Ende op dat ghi beuinden moecht dattet also is, siet Holofernis hooft, die inder versmadinge zijnder houaerdicheyt den god van Israel versmaet heeft, ende dreychde v de doot te steruen, seggende Alst volc van Israel geuangen sal zijn, sal ick v syden doen doorbooren metten swaerde,

29

Ende als Achior Holofernis hooft sach, benaut zijnde van scrominghe viel hi op zijn aensicht ter aerden, ende zijn ziele was verueert

30

Ende na dat hi weder moet ontfangen hadde, ende weder becomen was, so is hi tot haer voeten gheuallen, ende heeftse aengebeden, ende geseyt,

31

Gebenedijt zijt ghi van uwen God, in alle Iacobs wooninge, want in alle volck dat uwen naem sal hooren, sal God van Israel ouer v groot ghemaect worden.

§ Hoe Holofernis hooft ter mueren wt wort gesteken, ende hoe Achior wort besneden, ende hoe die princen van Assyrien vol anxts waren, doensi Holofernem doot vonden.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
Een decsel datmen ouer dat bedde om die mugghen ende muesien te dwinghen spreydet.

margenoot+
C

margenoot+
Psal. c.v. ende .xvij.

margenoot+
D

margenoot+
Luce. i.c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken