Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen Mardocheus vernam al watter ghesciet was, so schoorde hi zijn cleederen, ende dede eenen sack aen, ende stortte asschen op zijn hooft, ende ginc wt midden in die stadt, ende riep luyde, ende claechlijc, toonende die bit-

[pagina Ff2v]
[p. Ff2v]

terheit zijns moets,

2

ende quam voor die poorte des palays, met dusdanigen gescreye, Want niemant en mocht tot des conincs zale ingaen die eenen sack aen hadde,

3

Ende in allen landen ende steden tot welcker plaetsen des conincks wreet ghebot quam, Ga naar margenoot+ was een groot geclach onder die ioden, ende veel vastens, weenens, rows, ende si lagen in sacken, ende in die asscen, inder plaetse der bedden.

4

Doen quamen in tot Hester haere dienstmaechden, ende haere camerlingen, ende ghauent haer te kennen. Doen verscricte die coninghinne seer, als si dit hoorde, ende si seynde cleeder datse Mardocheus aen soude doen, ende den sack van hem leggen, maer hy en wildese niet nemen.

5

Doen riep Hester Hathach den camerlinc die haer die coninc tot eenen dienaer had ghegeuen, ende beual hem te gaen tot Mardocheum, op dat hi vernemen soude, waeromme hy so dede.

6

Doen ginc Hathach wt tot Mardocheum ende vant hem staen op die strate der stadt, dye voor die poorte des conincs was.

7

Ga naar margenoot+Ende Mardocheus seide hem, al wat hem ontmoet ware ende die summa des siluers, die Aman geseyt hadde in des conincs camere ouer te wegen, om die ioden te vernielen,

8

ende gaf hem dat wtscrift des ghebots, dat te Susan op geslagen was hen te vernielen, dat hijt der coninginnen soude thoonen, ende haer te kennen geuen, ende dat hise vermanen soude, dat si totten coninc in soude gaen, ende doen een bede aen hem, voor haer volc.

9

Ende Hathach is wederom gegaen ende bootscapte Hester die woorden die Mardocheus ghesproken hadde,

10

Ga naar margenoot+Die coninginne antwoorde hem, ende geboot dat hi Mardocheo seggen soude.

11

Alle die knechten des conincs ende dat volc inden landen des conincs weten dat so wie totten coninck ingaet, binnen int hof, het si man oft wijf, die niet gheroepen en is, die sal stracx na tgebot steruen, het en si dat die Coninck den gulden scepter tot hem waerts reycke, in een teeken der goedertierenheyt, daer mede hi so leuende blijue Ende hoe sal ic totten coninck in mogen gaen, die in dertich dagen niet gheroepen en ben tot hem?

12

Als dit Mardocheus gehoort hadde,

13

heeft hi Hester wederom ontboden. En denct niet dat ghi alleen v leuen verlost, dat ghi int huys des conincs zijt, bouen alle Ioden,

14

Want ist dat ghi tot deser tijt swijget, So sal den ioden wt een ander oorsake hulpe ende verlossinghe opstaen, ende ghi ende ws vaders huys sult vergaen, Ende wie weet oft ghi om deser Ga naar margenoot* saken) wille, totten conincrijcke ghecomen zijt? Ga naar margenoot* op dat ghi in dusdanighen tijt bereyt sout [kolom] wesen).

15

Ende Hester heeft weder om Mardocheo dese woorden ontboden,

16

So gaet henen, ende vergadert alle die ioden die ghi tot Susan vinden moecht, ende Ga naar margenoot* bidt) voor mi, dat ghi niet en etet noch en drincket in drie daghen, noch dach noch nacht, Ic ende mijn deernen sullen ooc also vasten, ende also sal ic totten coninc ingaen, tegen dat ghebot, mi seluen leuerende der doot, ende der doot pericule,

17

Mardocheus ginc ende dedet alle, wat hem Hester gheboden hadde.

[afbeelding]

§ Hoe die coninc Hester geboot te begheren.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
th. tijt
margenoot*
ten is nyet int hebre

margenoot*
th. vastet


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken