Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina Ff6v]
[p. Ff6v]

§ Hier beghint dat boeck van Iob.

§ Die heylighe Iob wort gheslaghen van God door die verliesinge zijnder goeden ende zijnder kinderen.

§ Dat .i. Capit.

1

Ga naar margenoot+DAer was een man inden lande Hus dye Iob hiet, Ga naar margenoot+ dese selue was slecht, ende recht, god vreesende, ende mide dat quaet

2

ende wont seuen sonen, ende drie dochteren,

3

ende zijn goet dat hi besadt, was seuen duysent schapen, drie duysent kemelen, vijf hondert paer runderen, ende vijf hondert ezelen, ende seer veel ghesins, ende hi was machtigher dan alle die oostwaerts woonden.

4

Ende zijn sonen gingen ende hielden maeltijden elc in zijn huys op sinen dach, ende seynden ende nooden haer drie susteren, om met hen te eten ende te drincken.

5

Ende als die dagen om geghegaen waren vander brassinge, so seynde Iob ende heylichdese, ende stont smorgens vroech op ende offerde brantoffer na haerder alder getal, Want hi dachte, mijn sonen mochten ghesondicht hebben, ende den HERE Ga naar margenoot* gebenedijt hebben in haer herten. Also dede Iob alle dage,

6

Maer het geuiel op eenen dach, doen die kinderen Gods voor den HERE quamen, Ga naar margenoot+ so stont die Satan ooc onder hen.

7

Die HERE sprac tot Satan. Van waer coemdi? Satan antwoorde den HERE, ende sprac. Ic heb al om int lant getrocken, ende bender door gewandelt.

8

Die HEERE sprac tot Satan. En hebdi gheen achte gehadt op minen knecht Iob? Want zijns ghelijck en is inden lande niet, slecht, ende recht, ende God vreesende, ende hi schout dat quaet.

9

Satan antwoorde den HEERE. Meynt ghi dat Iob God om niet vreest?

10

En hebt ghi doch zijn huys ende al wat hi heeft niet rontsomme bewaert? Ghi hebt die wercken zijnder handen gebenedijt ende zijn goet is vermeerdert opt aertrijck,

11

Maer steeckt v handt wt, ende tastet al aen wat hi heeft, wat geldet hi sal v int aensichte Ga naar margenoot* ghebenedijen?

12

Die HEERE sprack tot Satan. Siet, al wat hi heeft, si in uwer hant sonder alleen aen hem seluen en slaet v hant niet. Ga naar margenoot+ Doen ghinck Satan wt van des HEEREN aensichte.

13

Opten dach doen sine sonen ende dochteren aten ende droncken wijn, in haers eersten gheboren broeders huyse,

14

soo quam een bode tot Iob ende sprack.

Die runders ploechden, ende die eselinnen ghinghen daer neffens in die weyde,

15

doen vielen dye van Ga naar margenoot* Saba) daer in, ende namense al, ende sloeghen dye knapen metter scarpten des zwaerts, ende ic ben alleen ontgaen, dat [kolom] ickt v bootschappen soude.

16

Doen dye noch sprac, so quam een ander ende seyde. Dat vier Gods viel vanden hemel, ende verbernde schapen ende knapen, ende verslindese, ende ic ben alleen ontghaen, dat ict v soude bootschappen.

17

Doen die noch sprac quam een ende seyde, Die Caldeen maecten drie slach ordinen, ende oueruielen die kemelen, ende sloeghen oock die knapen, metter scarpten des swaerts, ende ick ben alleen ontloopen dat ict v bootscappen soude.

18

Doen die noch sprac so quam een binnen ende seyde. Ga naar margenoot+ V sonen ende dochteren aten ende droncken in haers eerste gheboren broeders huys,

19

ende terstont quam eenen groten wint wt dat lantscap der woestijnen, ende stiet op dye vier hoecken des huys, ende vallende verdructet v kinderen, ende storuen, ende ic ben alleen ontulucht, dat ict v soude bootscappen.

20

Doen stont Iob op, ende scoorde zijn cleederen, ende scoer zijn hooft, ende viel op dye aerde, Ga naar margenoot+ ende aenbadt

21

ende sprac. Ic ben naect van mijnder moeder lichaem gecomen, ende ic sal weder naect derwaerts varen, Die HEERE heuet gegeuen, die HERE heuet genomen, den naem des HEREN si gebenedijt.

22

In allen desen en sondichde Iob niet in zijn lippen, ende en seyde niet sottelijcs teghen God.

[afbeelding]

§ Hoe Iob met die quaetste sweren geslaghen wort, Ende van zijnder huysurouwen bespot wort, Ende van sinen vrienden besocht ende beweent wort.

margenoot+
A
margenoot+
Iob. ij.a Iob. xxiiij b

margenoot*
Hier staet gebenedijt voor vermaledijt.

margenoot+
B

margenoot*
Gebenedijen, staet hier voor vermaledijen

margenoot+
C

margenoot*
th. arabien

margenoot+
D

margenoot+
Eccle. v. Para. ij.c


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken