Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ix. Cap.

1

Ga naar margenoot+ENde Iob antwoorde ende sprac.

2

Ic weet warachtelic, dat also is, dat een mensce niet rechtuaerdich gemaect en wort tegen God geleken,

3

wil hi met hem kiuen, hi en sal niet ver-[kolom]mogen hem op duysent een te antwoorden.

4

Hy is wijs Ga naar margenoot* van herten) ende sterc van crachten, wie heeft hem wederstaen, ende heeft vrede gehadt?

5

Hi heeft die bergen verset, ende si en hebbens niet gheweten, die hi omwerp in zijnder toornicheit,

6

Die de aerde beruert van haerder plaetsen, ende haer pilernen worden te gader gescudt

7

Die die sonne gebiet ende si en gaet niet op, ende sluyt die sterren als onder een bezegelt teeken

8

Hi breydet den hemel wt alleen, ende gaet op die baren der zee,

9

die maect den wagen aenden hemel ende Ga naar margenoot* oriona) ende die seuen sterren, ende die sterren zuytwaerts,

10

die doet grote dingen, ende ombegrijpelicke ende wonderlicheden, dier gheen getal en is.

11

Ist dat hi tot mi coemt ic en sal hem niet sien, gaet hi wech, ic en sals niet verstaen,

12

Ga naar margenoot+vraecht hi haestelijc, wie sal hem antwoorden? oft wie mach tot hem seggen, waerom maect ghijt aldus.

13

Hy is God, wiens gramscap en can niemant Ga naar margenoot* wederstaen) onder hem moeten hen die de werelt dragen buygen,

14

hoe groot ben ic dan, dat ic hem antwoorden soude, ende dat ic met minen woorden tegen hem soude spreken,

15

Al waert ooc dat ick yet rechts hadde, ick en sal niet antwoorden, maer ic sal minen rechter bidden.

16

Als ic hem al aenroepe ende hi mi verhoort, so en gelooue ic nochtans niet, dat hi mijn stemme heeft gehoort,

17

want hi sal mi in eenen stormende ghedruysche onstucken wriuen, ende vermenichfuldigen mijn wonden sonder oorsake.

18

Ga naar margenoot+Hi en verleent minen geest geen ruste, ende hi veruult my met bitterheden,

19

Soectmen stercheit, hi is de alder stercste, Soectmen rechtuaerdicheyt des oordeels, niemant en derre voor my ghetuygenis seggen:

20

Wil ic mi seluen rechtuaerdich maken, minen mont sal mi verdoemen. Thoon ic mi seluen onnoosel, hi sal mi bewisen quaet te zijn,

21

ende ooc al ben ic simpel, dat selue en sal mijn siele niet weten, ende mijns leuens sal mi verdrieten,

22

Een dinc ist dat ic gheseit hebbe, hi verdoet beyde den onnooselen ende ongodlijcken,

23

oft hi gheesselt so laet hem eens dootslaen ende en lache niet van dye pijnen der onnoselen,

24

Dat landt wordt ghegheuen onder die hant des ongodliken, hi verdruckt dat aensichte des rechters.

En is hijt niet? wie ist dan?

25

Ga naar margenoot+Mijn dagen zijn snelder geweest dan een looper, si zijn gheulucht ende en hebben niet goets gesien.

26

Si zijn door gegaen als scepen, die appelen vueren, ghelijck eenen aerne, die totter spijsen vliecht.

27

Als ic segghe, ic en sal also niet meer spreken, soo verander ick mijn aensicht, ende worde gepijnt met droefheden

[pagina Gg1r]
[p. Gg1r]

28

Ic scroemde mi in allen mine wercken, wetende dat ghi den sondighen niet en spaert,

29

Ben ic dan so ongodlike, waer om heb ic dan te vergeefs ghearbeyt?

30

Al waer ic gewasschen als met snee watere, ende al blincten mijn handen oftse suyuer waren,

31

so soudt ghi mi nochtans in die stinckende vuylheyt doppen, ende mine cleederen sullen mi veronwerdigen

32

Ga naar margenoot* Want ic en sal niet antwoorden eenen man die mi gelijc is, noch die int gelijc int rechte mach gehoort worden)

33

Want niemant en is dye ons beyde straffen mach, ende zijn handt tusschen ons beyde setten,

34

Doe zijn roede wech van mi, ende sinen anxt en moet mi niet verueren, Ic sal spreken, ende hem niet vreesen,

35

Want als ic ontsie, en mach ic nyet antwoorden.

§ Hoe Iob hem zijns leuens laet verdrieten, ende leet God zijn boosheyt voor

margenoot+
A

margenoot*
Ten is nyet int he.

margenoot*
Oriona is, dat clare gesteerte tegent zuyden diemen sint Iacobs staf noemt.

margenoot+
B

margenoot*
th. stillen

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
the. want hy is niet mijns gelike, dien ic antwoorden mochte, dat wij tsamen voort rechte quamen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken