Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxi. Capittel.

[pagina Gg4r]
[p. Gg4r]

1

Ga naar margenoot+IOb antwoorde ende sprac,

2

Hoort doch bid ick v na mine reden, Ga naar margenoot+ ende bewijst berouwe

3

verdraecht mi, dat ic ooc mach spreken, ende bespottet (duncket v goet) daer na mine woorden,

4

Is mijn disputacie met eenen mensche, dat ic met recht mi niet en hoore te bedroeuen

5

Hoort na mi, ende zijt verwondert, ende legt den vinger op uwen mont,

6

ende als ic daer op dencke, so verscric ic, ende beuinge scudt mijn vleesche,

7

Waerom leuen dan dongodlike, si zijn verheuen ende zijn versterct met rijcheden?

8

Haer zaet blijft ontrent hen, Ga naar margenoot+ haer naesten ende neuen scare, is in haeren aenscouwen,

9

Haer huysen zijn vry sonder sorghen in vreden, Ga naar margenoot+ ende die roede Gods en coemt op hen niet,

10

haeren os heeftmen toe ghelaten, ende en misrijdt niet, Sijn koe calft, ende en is nyet berooft van haerder dracht,

11

haer ionge kinderen gaen wt als een cudde, ende haer ionghe kinderen verhueghen met spelen,

12

Si houden tamboeren ende harpen ende zijn vrolic met des orghelen gheluyt.

13

Si leyden haer leuen in goeden dagen, Ende in eenen ooghenblic dalen si neder ter hellen,

14

die tot Gode seggen, Gaet van ons, wi en willen die kennisse uwer wegen niet,

15

Wie is die almachtige dat wi hem dienen souden? oft wat batet ons ist dat wi hem bidden?

16

Maer want haer goet niet en is in haeren handen, Ga naar margenoot+ daerom moet der ongodlicker raet verre van mi zijn.

17

Hoe dicwils sal tlicht der ongodliker wtgebluscht worden ende dat oueruloeyen sal ouer hen comen? Ende hi sal hert rouwe wt deelen van zijnder gramscap,

18

Si sullen zijn als caf voor den windt, Ga naar margenoot+ ende als een veesken, dat dat onweder wech voert

19

God behoudt den kinderen dat leet des vaders, als hijt hem loonen sal so sullen zijt weeten,

20

Sine ooghen sullen zijn doodinge sien, ende vander gramscappen des almachtigen sal hi drincken,

21

want wat behoort hem toe van sinen huyse na hem? ende dat ghetal zijnder maenden en sal nauwelic half bliuen,

22

Wie sal god leeren conste, die ooc die hooghe oordeelt?

23

Dese sterft fraey ende gesont in alle rijcdom ende salich,

24

zijn ingewande is vol smeers, ende sine gebeenten worden veruerscht met march,

25

Maer die andere sterft in bitterheyt zijnder sielen, sonder eenighe rijcdom,

26

nochtans sullen si tsamen slapen, in stof der aerden, die wormen sullense ouerdecken,

27

Ga naar margenoot+Sekerlic ic kenne uwe gedachten wel ende uwe onrechte vonnissen teghen my.

28

Want ghi segt, waer is dat huys des princen, ende waer zijn die wooningen vanden ongodliken?

29

Vraget yemant vanden reysenden volcke dye ghi wilt, ende ghi sult bekennen dat hi dit we-[kolom]te,

30

Want die boose wort totten dach des verderuens behouden, ende totten dach der verbolgentheit sal hi gheleyt worden,

31

Wie sal voor hem sinen wech berispen? ende dat hi ghedaen heeft, wie salt hem vergelden?

32

maer hi wort totten graue getrocken, ende hi sal waken biden hoope der dooden.

33

Hi was den slijme vander helle vloet soet, ende alle menschen sal hi na hem trecken, ende dier die voor hem geweest zijn, en is geen getal,

34

Hoe troost ghi mi so te vergeefs? ende uwe antwoort wort beuonden te zijn tegen dye waerheit vechtende.

§ Hoe Eliphas Iob straft, dat hi onbermhertich was.

margenoot+
A

margenoot+
Mat. iij.a. ende .iiij.c

margenoot+
B

margenoot+
Iere. xiij. Aba. i.a

margenoot+
Mala. iij.d pro. xxiiij.c

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken