Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+UAnden almachtighen en zijn dye tiden niet verborghen, ende die hem kennen en verstaen sine daghen niet,

2

Dander hebben ouergheset die palen, si roouen die cudden, ende weydense,

3

si dryuen der weesen ezelen wech, ende nemen der weduwen ossen te pande,

4

Der armen wech keerden si omme, ende verdructen die saechtmoedighe des landts

5

Dander gaen wt tot haeren arbeyt, gelijc die wilde ezelen inder woestinen plegen, vroech ten rooue, Ga naar margenoot+ wakende bereyden si haeren kinderen dat broot.

6

Si maeyen af den acker dye haere niet en is, ende lesen den wijngaert van den ghenen die si verdrucht hebben,

7

Die naecte laten si ligghen, ende nemen haer cleederen wech, die welcke gheen decsel inder couden en hebben,

8

als eenen plasregen vanden berghen op hen giet, om datse gheen decsel en hebben om helsen si die steenen.

9

Si hebben gewelt gedaen roouende dye weesen, ende het ghemeyne arme volc beroofden si ooc,

10

den ghenen die naect waren ende sonder cleederen gingen, ende hongher leden, namen si haer schoouen van coren,

11

Ga naar margenoot+Si hebben noenmaeltijden ghegheten onder die hoopen vanden gheenen die dorste hadden, als die wijnpersse ghetreden is,

12

Si maecten die lieden inder stat suchtende, ende die sielen der ghewonder roepende, Ende God en laetet niet onghewroken wech ghaen.

13

Si hebben den licht wederspannich gheweest, ende en kenden sinen wech niet, ende en keeren nyet weder tot zijnder straten,

14

By den lichte staet dye moordenaer op, ende vermoort den armen, ende nootdorstighen, ende des nachts is hi ghelijck een dief,

15

Dye ooghe des ouerspeelders heeft achte op die schemeringhe, ende seyt, My en sal gheen ooghe sien, ende bedect zijn aensicht,

16

Inder duysternissen breect hi totten huysen in, ghelijc si sdaechs malcanderen toe gheseydt hadden, ende en weeten nyet vanden lichte.

17

Want ist dat hen dye dagheraet haestelijcke coemt, soo achten si dye, als een schaduwe des doots,

[pagina Gg5r]
[p. Gg5r]

ende also wandelen si in duysternissen, als inden lichte,

18

Hy is licht bouen opt aenschijn der wateren, Sijn deel moet vermalendijt zijn op daensichte der aerden, ende en wandele nyet door den wech der wijngaerden,

19

Hy sal ouerghaen vanden sneeuwateren tot alle dye groote hitte, ende zijn sonde totter hellen

20

Ga naar margenoot+Die ontfermherticheyt moet zijns vergeten, Ende zijn soeticheyt wormen worden, Sijns en worde nyet meer ghedacht, maer worde ghebroken ghelijc eenen onuruchtbaren boom

21

hi heeft die onuruchtbaer ende die niet en baret, gheuoet, ende en heeft der weduwen gheen goet ghedaen,

22

Hy heeft dye machtighe onder hem ghetrocken met zijnder crachte, Als hi staet en sal hi sinen leuene nyet ghelouen,

23

God heeft hem ghegheuen plaetse om berouwe te doen, ende hi misbruycket tot houerdien, want zijn ooghen zijn in zijn weghen

24

Si zijn eenen cleynen tijt verheuen, ende sullen te niet ende verdrucket worden, ende een eynde nemen ghelijc alle dinck, ende gelijc der coren aren toppen sullen si ontstucken ghewreuen worden,

25

En ist also niet, wie wil mi lueghen straffen ende mine redene setten voor God.

§ Hoe Iob Baldad bewijst, datter nyemant en is die suyuer is voor God.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken