Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxx. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer nv bespotten my, die iongher zijn van tijde dan ick, der welcker vaders ic verachtede te stellen onder mijn schaepscudden honden,

2

Der welcker vermoghender handen ick voor niet hielt, ende men achtese niet weerdich te leuen,

3

Die van hongher ende commer onuruchtbaer, in vereenlick plaetsen vloden, verdwijnden van armoede ende allendicheyt,

4

dye daer cruyden, ende scorse van boomen crabden, ende Ieneuer wortelen was haer spijse.

5

Ende als si die wt trocken inden dalen, als zijt ooc namen liepen sier toe met roepen,

6

Aen die grouwelijcke beken woonden si, in die holen der aerden, ende steensple-[kolom]ten

7

ende tusschen dese dingen waren si vrolick, ende rekendent voor weelde, onder dye doornen te wesen,

8

Si waren der sotten ende onedelen kinderen, ende en schenen int lant niet gheacht te zijn.

9

Nv ben ic verandert in haer liedeken, ende ben hen gheworden haere ghemeyne bysprake.

10

Sy hebben eenen grouwel van mi, ende vlieden verre van my ende en ontsien hen nyet, mijn aensichte te bespouwen.

11

Ga naar margenoot+Want hi heeft sinen pijlcoker op ghedaen, ende mi ghequelt, ende heeft my eenen breydel inden mont gheleydt,

12

Inde rechte side daer ic groeyde, zijn ter stont opghestaen mijn katiuicheden, si hebben mijn voeten auerrecht om ghekeert, ende verdruct met haeren paden, als met den baren,

13

Si hebben mijn weghen verstroyt, Si hebben mi laghen gheleyt, ende zijn mi te machtich gheweest, ende daer en is niemant gheweest die mi holpe,

14

Si hebben op mi gheuallen, als door eenen gespletenen muere, ende opene duere, ende si zijn ghewentelt tot mijn katiuicheden,

15

Ic ben ghecomen te niet, Hi heeft als eenen wint mijn begheerte wech ghenomen, ende ghelijck een wolcke is mijn salicheyt ouerleden.

16

Maer nv verdrooghet mijn siele in mi seluen, ende die dagen der allendicheit besitten my,

17

Des nachts wort mijn ghebeente doorboort met pinen, Ga naar margenoot+ ende dye my eten, en slapen niet,

18

ende door haer menichte wort mijn cleet verteert, ende si hebben my ghegort als eenen caproen vanden rock,

19

Ick ben gherekent als slijcke, ende ick ben ghelijck voncken ende asschen gheworden.

20

Ic roepe tot v ende ghi en hoort mi nyet, Ic stae, ende ghy en siet my nyet,

21

Ghy zijt my verandert in eenen vreedeliken heere, Ga naar margenoot+ ende in dye hertheyt uwer handen sidy teghen my,

22

Ghi hebt my opgheheuen, ende als oft ghy my op den wint ghestelt hadt, wierpte ghy my crachtelick om.

23

Want ick weet dat ghi my der doot sult ouer leueren, daer dat ghesette huys is alder leuender,

24

Nochtans en suldy die hant nyet wt strecken tot haerder bederffenisse, ende ist dat si vallen, ghy sultse behouden,

25

Ic schreyde inden voorleden tijt op dye allendighe, ende mijnder sielen iammerde der armer,

26

Ick verwachtede dat goet, ende dat quade quam tot my.

Ick hoepte op dat lichte, ende dye duysternisse quam wte.

27

Mine inghewanden sieden sonder eenighe ruste, den allendighen tijdt heuet my oueruallen.

28

Ick ghinck bedroeft, sonder toorne opstaende, riep ick inde scare,

[pagina Gg6v]
[p. Gg6v]

29

Ic heb geweest een broeder der draken, ende een gheselle der struycen,

30

Mijn vel is ouer mi swert geworden, ende mijn gebeenten zijn verdorret van hitte,

31

Mijn herpe is verandert in weenen, ende mijn orghele in een stemme der schreyinghe.

§ Iob vertelt die onnooselheit zijns leuens.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken