Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxix. Capittel

39

Ga naar margenoot+SVlt ghi der leeuwinnen haeren roof ooc nemen? ende der leeuwinnen welpen leuen veruullen,

40

als si in haer holen neder ligghen, ende rusten in dye speluncke om lagen te legghen?

41

Wye bereyt der raue die spijse, [kolom] als zijn ionghen tot Gode roepen, ende crijschen, om dat si gheen spijsen teten en hebben?

1

Hebt ghi oock oyt ghekent den tijt, wanneer dye wilde gheyten in dye steenroetsen baren? Ofte hebt ghy ghemerct die hinden als si baren?

2

Hebt ghi ghetelt haer maenden als si ontfinghen? oft weet ghi den tijdt van haerder dracht?

3

Sy buyghen hen op haer ionghen, ende si baren, ende laten wt groote steninge,

4

Haer kinderen worden versceyden, ende reysen ter weyden, ende ghaen wt, ende en comen niet weder tot hen,

5

Wie heeft den wilden ezel soo vry laten ghaen? Wie heuet zijn banden ontlost?

6

dien ick die wildernisse tot een huys ghegheuen hebbe, ende zijn wooninghen in een pekelzoutlandt,

7

Hy versmaet die menichte der stadt, dat roepen des driuers en hoort hi niet,

8

Hi aenscout die berghen daer zijn weyde is, ende soect al dat groene is.

9

Meynt ghi dat den eenhoren v sal dienen ende sal aen v cribbe blijuen?

10

Ga naar margenoot+Sult ghi den eenhoren konnen ghebinden met uwen strenghen om te eeren? Oft sal hy die clotten der dalen achter v breken?

11

Moecht ghi v op hem verlaten op sine stercheyt, ende sult hem laten uwen arbeyt?

12

Moecht ghi hem gheloouen, dat hi v uwe zaet weder brenghe, ende in uwe schuere verghadere.

13

Ga naar margenoot* Die vederen des struys zijn ghelijck dye vloghelen des hauics oft valcs)

14

als hi zijn eyeren in die aerde laet, sult ghise ter auontueren int stof verwermen?

15

Hi vergetet datse vertreden mochten worden met voeten, ofte datse een wilt dier brake,

16

Hy wort soo hardt tegen sine ionghen, als oft si zijn niet en waren, Te vergheefs heeft hi ghearbeyt, ombedwonghen van eenigher vreesen,

17

Want God heeft hem die wijsheyt ghenomen, ende en heeft hem gheen verstant ghegeuen,

18

Alst tijt is verheft hi zijn vloghelen hooge, ende bespot beyde paert ende man, die daer op rijt,

19

Ga naar margenoot+Sult ghi den paerde cracht gheuen, ofte om sinen hals tgheney doen?

20

sult ghy dat verwecken ghelijck dye sprinchanen? Dye eere zijnder nuesgaten is veruaerlickheyt,

21

ende het graeft daerde om met sinen clauwen het sprinct wt blijschappen stoutelic, ende trect wt den geharnasten te gemoete,

22

Het versmadet die vreese, ende en verscricket niet, ende en vlucht niet voor tsweert.

23

Op hem sal luyden den pijlkoker, ende blicken beyde spiesse ende schilt,

24

Rasende van hittige gramschap, grimmende opslijndet daerde, ende en acht niet dat die trompetten luyden

[pagina Hh1v]
[p. Hh1v]

25

ende alst hoort, dat die trompette clincket, spreket, Huy, ende riect den strijt van verre dat vermanen der vorsten ende tghehuyle des heyrs.

26

Ga naar margenoot+Crijcht oock door dijn wijsheyt die hauic, pluymen wt streckende zijn vluegelen ten westen?

27

Oft sal den arent tot uwe beuele opulieghen, ende sinen neste int hooge stellen?

28

In steenen woont hi, ende blijft op die kippen aen steenen, ende in vaste plaetsen, daermen niet en mach comen,

29

Van daer siet hy na die spijse, ende zijn ooghen sien van verre,

30

Sijn ionghen suypen bloet, ende waer een aes is, daer is hi terstont teghenwoordich

31

Ende die HEERE deder noch toe, ende seyde tot Iob,

32

Die met Gode kiuet, swijcht hy oock soo lichteliken stille? Certeynlijcken het behoort, dat die God berispt dat hi hem moet antwoorden,

33

Iob antwoorde den HERE, ende sprack,

34

Wat mach ic antwoorden, die lichtueerdeliken ghesproken hebbe, Ic sal mijn hant op minen mont legghen,

35

Ick hebbe een dinck ghesproken, och oft ic dat niet gheseyt en hadde, ende een andere en sal ick voort meer niet daer toe doen.

§ Van Vemoth ende leuiathan ende van zijnder quaetheyt

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
th. die vederen des strusen zijn scoonder dan den vlogel des reygers of sperwers

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken