Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Een onderwijsinge Assaph, Psalm .lxxvij. Ga naar margenoot+ § Attendite.

1

MIin volck Ga naar margenoot* merct neerstelick) op mijn wet, Neyget uwe ooren totter redene mijns monts.

2

Ick sal minen mont open doen in Ga naar margenoot* ghelikenissen,) Ick sal spreken woorden vanden beghinne.

3

Hoe groot si waren, hebben wi gehoort, ende wetent, ende onse vaders hebbent ons vertelt.

4

Ende si en zijn niet verholen haeren kinderen Ga naar margenoot* inder anderen gheboorte) vertellende die louen Gods ende zijn crachten, ende zijn wonderlicheden die hi gedaen heeft.

5

Hi Ga naar margenoot* verwecte) een getuygenis op in Iacob, ende gaf een wet in Israel, Hoe veel heeft hi onsen vaderen gheboden, dat si die haeren kinderen souden bekent maken,

6

op dat die Ga naar margenoot* ander geboorten) ooc souden kennen. Die kinderen die gheboren sullen worden ende opstaen, Ga naar margenoot+ sullent hueren kinderen vertellen.

7

Dat si haer hope op Godt setten, Ende niet en vergeten der wercken Gods ende sine geboden souden Ga naar margenoot* ondersoecken)

8

Ende niet en souden worden gelijck huere vaders, een quaet ende vertoornende gheslachte, dwelc zijn herte niet recht en schickede, ende diens gheest niet rechtuoort en was int ghelooue aen Godt.

9

Die kinderen Ephraim Ga naar margenoot* spanden ende) schoten af den boghe, Si zijn omghekeert inden daghe des strijts.

10

Si en hielden dat verbont Gods niet, ende en wilden niet in sine wet wandelen.

11

Ende verghaten sine weldaden, ende zijnder wonderlicheden die hi hen hadde vertoont.

12

Voor haere vaderen dede hi wonderlicheden in Egypten lant, int velt Ga naar margenoot* Taneos.)

13

Hi deelde die zee, ende leydese daer door wech Ende stelde dat water ghelijck een muere.

14

Ende hi leydese wt met een wolcke des daechs, ende den geheelen nacht met een verlichtinge des viers.

15

Hi splitede die steenrootsen [kolom] inder woestinen, ende gaf hen te drincken als van eenen diepen afgront,

16

Ga naar margenoot+Hi bracht water wt den steen, ende dede vloeyen die wateren gelijck vloeyende stroomen.

17

Noch sondichden si voorder tegen hem, Ende si verwecten den hoochsten in Ga naar margenoot* een plaetse sonder water) tot gramschappen,

18

Ende si tenteerden God in haere herten, om dat si spijse eyschten voor haere zielen.

19

Ende spraken qualiken van God, ende seiden, Soude God wel connen een tafel bereyden mogen inder woestinen?

20

Want siet hi heeft den steene geslagen, ende die wateren vloeyden ende de beken liepen ouer. Sal hi oock moeghen broot gheuen? ende een tafel bereyden sine volcke?

21

Daerom hoorde die HERE dat ende Ga naar margenoot* settet wt,) ende tvier is ontsteken in Iacob, ende die gramscap Gods quam ouer Israel.

22

Dat si niet en geloofden in Godt, noch en hoepten niet in sine salicheyt.

23

Ende hi geboot den wolcken daer bouen, ende dede open die dueren des hemels.

24

Ende liet op hen regenen manna om te etene, ende gaf hen Ga naar margenoot* hemels broot.)

25

Die mensce adt der engelen broot, hi seynde hen spijse in oueruloedicheyt.

26

Ga naar margenoot+Hi liet waeyen den oosten wint onder den hemel, ende bracht door sine stercte den zuyden wint wt aphriken.

27

Ende liet vleesch op hen regenen ghelijck stof, ende geuederde gheuoghelte ghelijck sant der zee.

28

Ende si vielen int midden van haeren leghers, alomme haere tenten.

29

Ende si hebben ghegeten, ende zijn tezeer versaeyt, Hi heeft hen haer begheerte volbrocht,

30

si en zijn niet gemist van haeren luste. Noch was die spijse in hueren mont

31

ende die toorn Godts quam ouer hen, ende hi doodede die vette van hen, ende Ga naar margenoot* belette) die wtuercorene van Israel.

32

Maer bouen alle dat, sondichden si noch meer, ende en gheloofden niet in zijn wonderlicheden.

33

Daeromme vergingen haere dagen in ydelheyt, ende haere iaren met haesticheden.

34

Als hise doode, sochten si hem, ende keerden hen wederom, ende inder morghenstont quamen si tot Godt.

35

Ende gedachten, dat Godt haer hulper is, ende Godt die hoochste haere verlosser is.

36

Ende si beminden hem in haeren monde, ende loueden hem in haerder tongen,

37

maer haer herte en was niet recht met hem, Noch si en waren niet getrouwe geuonden in zijn Ga naar margenoot* testament)

38

Maer hi is ontfermhertich, ende sal goedertieren zijn ouer haere sonden, ende en salse niet verstroyen, Ga naar margenoot* Ende hi is oueruloedich geweest dat hi zijn gramscap

[pagina A2v]
[p. A2v]

af soude keeren) ende hi en heeft al sinen toorne niet ontfunct.

39

Want hi gedacht dat si vleesch zijn, eenen Ga naar margenoot* gheest) die daer henen vaert, ende en coemt niet weder.

40

Hoe dicwils verwecten si hem tot gramscap inder woestinen, Ga naar margenoot+ ende in die plaetse sonder watere beroerden si hem tot toornicheyt?

41

Ende si zijn omgekeert ende tenteerden God, ende verwecten den heyligen in Israel tot bitter gramscap.

42

Si en ghedachten zijnder hant niet, des daghes doen hise verloste vander hant des verdruckers.

43

Hoe hi sine teekenen in Egypten ghedaen hadde, ende zijn wonderlicheden inden velde Ga naar margenoot* Taneos.)

44

Ende hi veranderde haer watere in bloet, ende haer Ga naar margenoot* regenen) dat si niet en souden drincken.

45

Hi sandt quade wormen onder hen, diese aten ende vorsschen, ende verstroydese.

46

Ende ghaf haer gewassen vruchten den rupsenen, ende wat si gearbeyt hadden, den sprinchanen.

47

Ende hi versloech haeren wijngaert met hagel, ende moerbesiboomen met den rijm.

48

Ende hi leuerde haer vee den haghel, ende haere Ga naar margenoot* haue den vier)

49

Hi sant in hen die verbolghentheyt zijnder veronweerdicheyt, Ga naar margenoot+ veronweerdicheyt, gramschap, lijden, ende inuallen der quader enghelen.

50

Hi maecte zijnder gramschappen padt eenen wech, Ende hi en spaerde niet vander doot haer zielen, ende haer dieren besloot hi inder Ga naar margenoot* doot.)

51

Ende hi versloech alle eerstgheborenen in Egypten, die eerste vruchten van allen haeren Ga naar margenoot* arbeyt) in die wooningen Cham.

52

Ende hi nam zijn volc wech, als schapen, ende leydese in die woestine als een cudde.

53

Ende hi leydese wt Ga naar margenoot* in hope) ende si en vreesden niet, ende die zee bedecte haere vianden.

54

Ende hi brachtse Ga naar margenoot* inden berch zijnder heylichmakinge) tot den berch die sine rechte hant verworuen heeft. Ende verdreef van haeren aensicht die heydenen, ende met den lote heeft hi huer die aerde ghegheuen,

55

ende dede inder ghenen wooningen die stammen van Israel woonen.

56

Ende si tenteerden, ende verwecten den hooghen God tot bitteren toorne, Ende en hielden sine ghetuygenisse niet.

57

Ende si hebben hen afghekeert ende en hielden dat verbont niet, ghelijc huere vaders zijn si verkeert in eenen valschen boghe. Ga naar margenoot+

58

Si verwecten hem tot gramschap in huere hueuelen, ende in huer gesneden afgoden verwecten si hem tot neerstighe gramscap.

59

God heeft dat ghehoort ende Ga naar margenoot* versmaet,) ende heuet Israel zeer te niet ghebracht. [kolom]

60

Ende hi verwierp den tabernakel van Silo zijn tenten daer hi onder die menscen woonde.

61

Ende gaf haere stercheyt in die geuanckenisse Ende haer scoonheyt in die handen des viants.

62

Ende besloot zijn volck int sweert, Ende Ga naar margenoot* sine erffenisse heeft hi versmaet.)

63

Haer ionghe mans persoonen verslinde dat vier, Ende haer maechden en werden niet beclaecht.

64

Haer priesters vielen int sweert ende haere weduwen en werden niet beweent.

65

Ende die HERE is ontwaect, ghelijc een slapende, Ga naar margenoot+ ghelijck een stercke die vanden wijn Ga naar margenoot* droncken is)

66

Ende hi sloech sine vianden int achterste, ende ghaf hen een eewich schande.

67

Ende verachtede die tente Iosephs, Ende en vercoos den stamme Ephraim niet.

68

Maer vercoos den stamme Iuda, den berch Sion, den welcken hi beminde.

69

Ende timmerde Ga naar margenoot* zijn heylighe plaetse als een eenhorene in dat lant) dat hi ghefundeert heeft inder eewicheyt.

70

Ende vercoos sinen knecht Dauid ende nam hem vanden Ga naar margenoot* cudden der scapen,) Vanden Ga naar margenoot* vruchbaren) schapen haelde hi hem,

71

dat hi zijn Ga naar margenoot* knecht) Iacob weyden soude, ende sine erffenisse Israel.

72

Ende hi weydese in onnooselheyt zijnder herten, ende leydese in verstandenisse zijnder handen

margenoot+
int. heb. den lxxviij. psa

margenoot*
the. hoort.

margenoot*
the. bispraken.

margenoot*
th. die hier na comen.

margenoot*
the. rechte.

margenoot*
th. nacomelinghen
margenoot+
B

margenoot*
th. houden

margenoot*
th. gheharnaest.

margenoot*
th. Zoan

margenoot+
C

margenoot*
th. die woestine

margenoot*
th. onstack

margenoot*
th. hemels coren

margenoot+
D

margenoot*
th. hi verootmoedichde

margenoot*
the. verbont

margenoot*
the. Ende hi keerde die wil ende gramschap af.

margenoot*
th. wint

margenoot+
E

margenoot*
the. Zoan.

margenoot*
the. beken.

margenoot*
th. cudden den blixeme

margenoot+
F

margenoot*
th. pestilencie.

margenoot*
the. cracht

margenoot*
the. sekere.

margenoot*
the. in zijn heylige palen

margenoot+
(valscen boge) dat is, ghelijc een boge dreyghet, ende en schiet niet.

margenoot*
th. ontstac

margenoot*
th. ontstac ouer zijn erffenisse.

margenoot+
G
margenoot*
th. roept

margenoot*
th. zijn heylichdom hoge, gelijck een lant

margenoot*
the. scaeps stallen
margenoot*
th. suygenden

margenoot*
the. volck (dat is) cloeckelijc.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken