Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+EN roepet die wijsheyt niet? ende die verstandenisse laet haer stemme hooren?

2

In die alderhoochste hueuelen, staet si openbaerlijc, aenden wege, ende aen die straten,

[pagina C3r]
[p. C3r]

3

ende omtrent der stadt poorten in die dueren Ga naar margenoot* spreect si, seggende)

4

O ghi mannen, ic roepe tot v, ende mijn stemme tot den kinderen der menscen.

5

Verstaet ghi cleyne kinderen cloecheyt, ende ghi onwise, nemet ter herten.

6

Hooret, want ick sal van grooten dinghen spreken, ende mine lippen sullen opghedaen worden, om rechte dingen te spreken,

7

Want mine kele sal die waerheyt wtspreken, ende mine lippen sullen den ongodliken verachten.

8

Alle die redenen mijns monts zijn recht, Daer en is niet verkeerts noch valschs in.

9

Si zijn alle recht wt, den ghenen diese verstaen, ende oprecht, den genen die kennis vinden.

10

Ga naar margenoot+Ontfanct mine castiende onderwisinge, ende niet siluer, ende verkiest die Ga naar margenoot* leeringe) meer dan costelijc gout,

11

Want wijsheyt is beter dan alle costelike Ga naar margenoot* rijcdommen) ende allet datmen wenschen mach, en can haer niet ghelijcken.

12

Ic wijsheyt woone inden raet, ende ick ben in die geleerde ghedachten,

13

Die vreese des HEEREN hatet die arghe, die hoouaerdicheyt, den hoochmoet, ende den quaden wech, ende den Ga naar margenoot* mont met twee tongen) verachte ic.

14

Den raet is mine, ende die rechtuaerdicheyt, ende die voorsichticheyt is mine, ende die starcheyt is mine,

15

Door mi regeren die coningen, ende die wetsetters Ga naar margenoot* oordeelen dat recht is)

16

Door mi gebieden die princen Ga naar margenoot* ende die machtige ondersceiden de rechtuaerdicheyt)

17

Ick beminne die mi beminnen, Ende die Ga naar margenoot* tot mi vroech waken) sullen mi vinden,

18

Rijcdom ende heerlike eere is bi mi, rijcdom van bouen ende gherechticheyt.

19

Mine vrucht is beter dan gout ende Ga naar margenoot* costelike steenen) Ende mine Ga naar margenoot* spruyten) beter dan wtgecoren siluer,

20

Ic wandele op Ga naar margenoot* die wegen der rechtuaerdicheyt) Ga naar margenoot+ Opter straten des oordeels,

21

Dat ick rijc maken soude, die mi beminnen, ende haere schatten vol soude maken.

22

Die HERE heeft mi Ga naar margenoot* beseten) int beghinsel zijnder wegen, Eer hi yet maecte van tbeginne,

23

Ic ben ingeset vander eewicheyt, ende vanden ouden tijden, eer die aerde gemaect wert,

24

Die diepten en waren noch niet, doen was ic gereedt, Noch die fonteynen en waren niet wtghespronghen,

25

noch die bergen en waren niet Ga naar margenoot* vast staende, door swaer gewichten) voor die hueuelen was ick gereedt,

26

Hy en hadde daerde noch niet gemaect, Ga naar margenoot* noch die riuieren, noch de harren) des aertrijcs,

27

Doen hi die hemelen bereyde, doen was ick aldaer. Doen hi die diepten met sinen perc beuinck,

28

Doen hi de Ga naar margenoot* lochte) bouen vast hechtede, Doen hi Ga naar margenoot+ lostede) die fonteynen der wateren,

29

Doen [kolom] hi der zee, tperc stelde, ende de wateren een wet settede, dat si niet en souden ouer gaen haer palen. Doen hi dat fundament der aerden leyde,

30

was ic bi hem, ende spoedichde dat, Ga naar margenoot+ Ende hadde minen wellust daghelics, ende speelde voor hem alle tijt,

31

Ende speelde op sinen aertbodem, ende mijn wellust is, met den kinderen der menschen te wesen.

32

Also hoort dan mi nv, mine kinderen, Salich zijn die ghene, die mijn wegen bewaren,

33

Hoort die castiende onderwisinge, ende wort wijs, ende en wiltse niet verworpen.

34

Salich is die mensche, die mi hoort, ende waket aen mijnder dueren dagelics, ende met eere waernemet aen die stijlen mijnder dueren.

35

Wie mi vindt, die vindt dat leuen, ende sal salicheyt vanden HEERE scheppen.

36

Maer die tegen mi sondicht, die quetst sine ziele, Alle die mi haten beminnen die doot.

§ Van die wercken der wijsheyt, Ende roept ons van die kintsheyt, Ende van haerder beloften, Ende van die ouerspelighe vrouwe ketterije.

margenoot+
A

margenoot*
th. roept si

margenoot+
B
margenoot*
th. kennis

margenoot*
th. peerlen

margenoot*
th. verkeerden mont

margenoot*
h. setten dat recht

margenoot*
th. ende heerscappen opter aerden

margenoot*
thebre. my vroech soecken

margenoot*
h. fijn gout
margenoot*
th. incomen

margenoot*
th. den rechten wech.
margenoot+
C

margenoot*
th. gehadt

margenoot*
the. inghesenkt

margenoot*
the. ende wat daer aen is noch de berghen.

margenoot*
th. wolcken
margenoot+
th. vestichde

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken