Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .x. Capittel.

1

DIt zijn Salomons Ga naar margenoot* Dauids sone conincs van Ierusalem) ghelijckenissen

Ga naar margenoot+ Een wijse sone maect den vader vrolijc, Maer een sotachtighen sone is znder moeder bedructheyt.

2

Des ongodlicheyts schatten en zijn niet orborlic, Maer die oprechte verlost vander doot.

3

Die HEERE en sal niet quellen die ziele des rechten met honger te lijden, Maer sal der ongodlijcker lagen omworpen,

4

Een ledige hant maect arm, Maer der naerstiger hant bereydt rijcdom. Ga naar margenoot* Die hem tot luegen keert, arbeyt te vergeefs, ende volget die vliegende vogelen.) Ga naar margenoot+

5

Wie inden oost vergadert, die is een vroet sone, Maer wie inden oost slaept, die wort een sone der scanden.

6

Die gebenedijnghe is bouen opt hooft des rechtuaerdighen, Maer den mont der ongodliker ouerdect die ongherechticheyt.

7

Die ghedenckenisse der rechtuaerdiger is met Ga naar margenoot* loefsaemheyt) Maer den naem der ongodliker sal verrotten.

8

Ga naar margenoot+Die wijs van herten is die ontfaet die geboden, Maer die eenen sotten mont heeft, wort gheslaghen.

9

Wie onberispelijck wandelt, die wandelt seker, Maer wie verkeert is op sine wegen, die sal openbaer worden.

10

Wie metten ooghen wincket, die sal moeyte berocken, Ende die sot van lippen is, die sal geslaghen worden.

11

Die mont des oprechtighen is een des leuens water adere, Ga naar margenoot+ Maer den mont der ongodliker ouerdect die boosheyt.

12

Haet verwect twist, Maer liefde bedect alle Ga naar margenoot* sonden.) Ga naar margenoot+

13

Inden lippen des wijsen, vintmen wijsheyt, maer op den rugghe des sotten behoort een roede.

14

Die wijse verborghen die kennisse, maer der sotter mont is na bi die beschaemtheyt nakende.

15

Dat goet des rijcken is sine vaste stat, Maer die armoede maect die armen blode. Ga naar margenoot+

16

Die oprechte, arbeyt totten leuen, maer die ongodlijcke ghebruyct zijn vruchten totter sonde.

17

Die bewaringe der castiender onderwijsinghe, is den wech totten leuen, maer wie [kolom] die straffinge verlaet, die blijft dwalende.

18

Valsche lippen bedecken haeren haet, ende wie schande voorbrenct, dat is een sot.

19

Waer vele woorden zijn, daer en sal gheen sonde ghebreck zijn, Maer wie sine lippen wel regeert, die is die aldervroetste.

20

Die tonghe des oprechtighen is costelijc wtuercoren siluer, Maer dat herte der ongodlijcker is voor niet gheacht.

21

Die lippen des oprechtighen Ga naar margenoot* onderwijsender) vele, maer die ongheleert zijn, sullen in ghebreckelicheyt der herten steruen.

22

Die gebenedijnghe des HEEREN maket rijcke luyden, ende gheen moetheyt en sal haer gheuoecht worden.

23

Ga naar margenoot+Die sot bedrijft sonde als spot, Maer die Ga naar margenoot* voorsichticheyt is den man wijsheyt.)

24

Wat die ongodlijcke vreest, dat sal hem ouercomen, ende den rechtueerdigen wort gegheuen, so wat si begheren.

25

Die ongoddelijcke sal zijn ghelijc een onwedere dat voorbi ghaet ende niet meer en is, Maer die gerechtighe blijft staende gelijck een eewich fundament.

26

Also Ga naar margenoot* azijn) den tanden, ende den rooc den ooghen doet, alsoo doet die luye den ghenen die hem seynden.

27

Die vreese des HEREN vermeerdert die dagen, ende die iaren der ongodlijcker sullen worden vercortet.

28

Dat verwachten der oprechtiger sal blijschap worden, maer die hope der ongoddelijcker sal verloren zijn.

29

Die wech des HEEREN is des Ga naar margenoot* simpelen) vromicheyt, maer den quaetdoenders hoort toe die blootheyt.

30

Die rechtueerdighe en sal nimmermeer beweecht worden, maer die ongoddelike en sullen niet inden lande blijuen woonen.

31

De mont des rechtuaerdighen sal wijsheyt baren, Maer die tonge der verkeerder sal vergaen.

32

Die lippen der oprechtigen mercken wat wel behaecht, Maer der ongodliker mont verkeert quade dinghen.

§ Van die ghelijcke waghe ende pont, Ende van die ootmoedicheyt, Van die gherechticheyt ende rechtuaerdicheyt, van die regeerders, van die barmherticheyt ende goedertierenheyt ende wat daer teghen is.

margenoot*
ten is niet int hebree.
margenoot+
A

margenoot*
ten is niet int hebree.
margenoot+
Schande ende eere, heet Salomon dicwil armoede ende rijckdom, om dat in rijcdom eere gelegen is

margenoot*
th. gebenedijnghe

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
th. ouertredinghen
margenoot+
i.Cor. xiii. Liefde en laet haer niet vertoornen.

margenoot+
Goet maect moet, armoede wee doet.

margenoot*
th. weydender.

margenoot+
D
margenoot*
th. man is wijs die daer op merct.

margenoot*
oft edic.

margenoot*
h. oprechten


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken