Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxvi. Capittel.

[pagina D1v]
[p. D1v]

1

Ga naar margenoot+GHelijck sneeu inden somer, ende regen inden oogst, Also en betaemt den sotte die eere niet.

2

Ghelijck een voghel daer henen om hooge vaert, ende een Ga naar margenoot* mussche) ouer vlieghet, Also en quetst eenen onuerdienden vloeck niet.

3

Den paerde een gheessele, ende den ezele eenen thoom, Ende den sotte een roede op den rugghe.

4

En antwoort den sotte niet na zijnder sotheyt, Op dat ghi hem ooc niet ghelijc en wort.

5

Maer antwoort den sotten na zijnder sotheyt, Dat hi hem niet en late duncken dat hi wijs si.

6

Wie zijn sake door eenen sotten bode bescict, Die is ghelijck een lamme aen die voeten ende die die boosheyt drinct.

7

Ghelijck die cruepele te vergheefs schoone beenen heeft, Ga naar margenoot+ Soo is onbetamelijck die bisprake in des sotten mont.

8

Wie eenen sotte eere aendoet, is als die eenen Ga naar margenoot* steen) op eenen hoop Ga naar margenoot* steenen) leet.

9

Een bisprake in eens sotten mont, is ghelijck eenen doorne, die in eens dronckens hant geboren wort.

10

Dat oordeel voleyndet die saken, Ga naar margenoot+ Ende die eenen sotte beueelt te swighen, die stillet die gramschappen.

11

Ghelijc eenen hont zijn wtgebraecte weder etet, Also is die sotte die zijn sotheyt weder bedrijft.

12

Ist dat ghi eenen siet dien dunct dat hi wijs is, Daer is aen eenen sotte meer hoeps dan aen hem.

13

Die traghe seyt, Daer is eenen ionghen leeu opten wech, Ende een leeuwinne opter straten.

14

Een luye keert hem in dat bedde, ghelijck die duere in die harre.

15

Die luye steect zijn hant onder zijn ocselen, Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+ Ende het wort hem suer dat hise weder totten monde brenghet.

16

Eenen sotte dunct dat hi wijser is, dan seuen mannen die redenen wt spreken.

17

Wie met onlijdtsaemheyt voorbi ghaet, ende hem menghet in vremden gheschille, die is ghelijck eenen die den hont bi die ooren luert.

18

Ghelijc die schadelijck is, die met geschut ende pijlen schiet om te dooden,

19

Also doet een valsch mensche met sinen vrient, ende spreect daer na als hi beuonden is, ick hebt al boerdende ghedaen.

20

Als daer gheen hout meer en is, so gaet dat vier wt, Ende als die oorblaser wech is, so houdt den twist op.

21

Ghelijck die colen tot gloeyende colen, Ga naar margenoot+ ende hout tot een vier, also maect een kijfachtich man twist.

22

Die woorden des oorblasers zijn ghelijck Ga naar margenoot* oft si simpel waren) ende si gaen int binnenste des buycs.

23

Recht oft ghi eenen aerden pot wout vercieren met vuylen schuyme van silner, So zijn Ga naar margenoot* swillende) lippen gheuoecht met eenen boosen herte. [kolom]

24

Die viant wort bekent bi zijn redenen, als hi in zijn herte met valsheyt omme ghaet.

25

Als hi zijn stemme vrienthout maect, soo en ghelooft hem niet, Want daer zijn seuen boeuerien in zijn herte.

26

Wie den haet bedriechlijck verbercht, op dat hi schade doe, Dies boosheyt sal voor Ga naar margenoot* den raet) gheopenbaert worden.

27

Wie eenen cuyl maect, die sal daer inne vallen, Ende die eenen steen wentelt op dien sal hi comen.

28

Ga naar margenoot* Een bedriechlijcke tonge, en bemint die waerheyt niet) Ga naar margenoot* Ende eenen mont die oneerbaer van spraken is) wercket vallen.

§ Van roem, van eens sotten gramscap, van die fame der rechtueerdicheyt, van die soetheyt des goeden moets, van een pluymstrikere, van een kijfachtich wijf, van die heylighe schrift.

margenoot+
A

margenoot*
the. swaluwe

margenoot+
B

margenoot*
the. edelen steen
margenoot*
the. die ghemeyn steenen

margenoot+
ij.petri. ij c

margenoot+
ecc. xxviij d
margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
the. slaghen

margenoot*
h. fininige

margenoot*
the. de ghemeynde

margenoot*
h. Een valsche tonge haet hem die haer verootmoedicht
margenoot*
thebre. een vleymont

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken