Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt zijn oock Salomons bispraken, die welcke ouergeset hebben die mannen Ezechie des conincs van Iuda.

2

Het is gods eere een heymelijc dinc te verbergen, Maer der coningen eere ist een dinc te ondersoecken.

3

Den hemel is hooch ende die aerde diep, maer der coningen herte is ongrondeerlijck.

4

Doet den roeste wech vanden siluer, Soo sal een reyn vat daer wt comen.

5

Doet wech dat ongodlijc wesen van des Conincs aensichte, So wort sinen throon met gherechticheyt geuesticht.

6

Ga naar margenoot+En verthoont v niet heerlijc voor den coninck, Ende en staet niet in die plaetse der grooter.

7

Want het is v beter datmen tot v segge, Coemt herwaerts op, dan dat ghi voor den prince vernedert wort.

8

Ga naar margenoot* Dat uwe ooghen gesien hebben en brengt niet volliken wt in twistachtighe kijuagie, dat ghi bi auontueren namaels niet en moecht beteren) als ghi uwen vrient onteert hebt.

9

Handelt v sake met uwen vrient, Ende en openbaert Ga naar margenoot* eenen vremden uwe) verholentheyt niet,

10

Op dat hijt [kolom] v niet en verwijte als hijt gehoort heeft, ende dat hi niet op en houde van v te verspreken, Ga naar margenoot* Genade ende vrientscap die verlossen, die welcke ghi v behoudet, dat ghi niet versmadelijc en wordet)

11

Een woort gesproken tot zijnder tijt, is gelijc gulden appelen in silueren Ga naar margenoot* bedden.)

12

Wie eenen wisen straft die hem hoort, die is ghelijck eenen gulden oorrinck ende Ga naar margenoot* blinckende peerle.)

13

Ghelijck die coude des sneeus ter tijt des oofts, Ga naar margenoot+ Soo is een getrou bode dien die hem gesonden heuet, ende zijns Heeren ziele doet hi rusten.

14

Een beroemelijck ghelouende man, ende die niet en geeft, Die is ghelijck wolcken ende windt sonder reghen.

15

Door verduldicheyt sal een prince versoent worden, Ende een saechte tonghe sal breken die hardicheyt.

16

☞ Vindi hoenich, so eedt dies so vele dattet v ghenoech si, dat ghi niet, als ghi te sadt wordet, wt en braket.

17

Ontrect uwen voet vanden huyse ws naesten, Op dat Ga naar margenoot* hi in eenich tijt als hi sat is, v niet en hate.)

18

Wie tegen sinen naesten valsche getuygenisse spreect, Die is een spiesse, swaert ende scherpe pijl.

19

Ga naar margenoot* Die zijn hope stelt op eenen ongetrouwen inden dach der bangicheyt,) die is gelijc eenen verrotten tant, ende eenen slipperenden voet die moede is, ende sal sinen mantel verliesen inden dach der couden.

20

Ga naar margenoot+Wie eenen boosen, herte liedekens singt, dat is ghelijck edic op vol aerde.

Ga naar margenoot* Gelijc een motte den cleede ende een worm den houte, also let droefheyt des mans herte.)

21

Hongert uwen viant, so spiset hem met broode, Dorstet hem, so drencket hem met water.

22

Want ghi sult colen, op zijn hooft vergaderen, Ende die HEERE salt v vergelden.

23

Den noorden windt verdrijft den reghen, Ende een suere aensicht, die achterclappende tonge.

24

Het is beter inden hoecke vanden huyse te sitten, Dan bi een kijfachtighe vrouwe in Ga naar margenoot* een ghemeyn) huys.

25

Een goet geruchte wt verren lande is gelijc cout water eender dorstiger zielen.

26

Een rechtueerdige die voor eenen ongodliken valt, is gelijc een fonteyne metten voeten omgeroert, ende een veruuylde water adere.

27

Gelijc als die te vele honichs etet, hem dat niet goet en is Ga naar margenoot* So die een ondersoecker der maiesteyt is, sal vander eeren verdruct worden.)

28

Een man die sinen geest Ga naar margenoot* int spreken niet gehouden) en can, is gelijck een open stadt sonder mueren.

§ Van des sotten eere ende vanden vermaledien ende vanden sotte, ende datmen den sotte niet prediken en sal laten, vanden wederkeerende totten sonden. Vanden tragen, vanden onlijdtsamen, vanden oorblasere, vanden bedriechlijcken vrient

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
the. dattet uwe oogen sien moeten En vaert niet ter stont wt om te kijuen Want wat suldi daer nae maken

margenoot*
theb. eens anders

margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot*
th. scotelen

margenoot*
the. gulden halsbant

margenoot+
C

margenoot*
the. hem ws niet en verdriete ende v hate

margenoot*
the. Die hope des onachsamen inden tijt des noots

margenoot+
D
margenoot*
ten is niet int hebre.

margenoot*
the. eenich

margenoot*
th. Ende wie swaere dingen ondersoect dien wordet te swaer

margenoot*
th. niet behouden

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken