Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALle dinc heeft sinen tijt, ende alle dinc gaet voor bi dat onder den hemel is na sine maten,

2

Tis tijt, om geboren te worden, tijt, om te steruen, Tis tijt, om te planten, tijt, om wt te trecken dat geplant is,

3

Tis tijt, om doot te slaen, tijt, om te genesen, Tis tijt, om te verderuen, ende tijt, om te timmeren,

4

Tis tijt, om te schreyen, ende tijt, om te lachen, Tis tijt, om te beclagen met weenen, ende tijt, om te danssen.

5

Tis tijt, om steenen te spreyen, ende tijt, om te vergaderen, Tis tijt, om te omhelsen, ende tijt, om verre van omhelsen te worden

6

Tis eenen tijt, om te vercrijghen, ende tijt, om te verliesen, Tis tijt, om te bewaren, ende tijt, om wech te worpen,

7

Tis tijt, om in tween te sniden, ende tijt, om te naeyen, Tis tijt, om te swighen, ende tijt, om te spreken,

8

Ga naar margenoot+Tis tijt, om lief te hebben, ende tijt, om te haten Tis tijt des oorloochs, ende tijt des vredes.

9

Ga naar margenoot* Wat heeft een mensche meer van sinen arbeyt)

10

Ick sach die moeyte ende quellinghe die God heeft der menschen kinderen gegeuen om dat si daer in wtgebreyt souden worden

11

Ende hi heeft alle dinck goet gemaect in sinen tijt, ende heeft die werelt in haer herte ghegeuen, om die waerheyt te ondersoecken Ga naar margenoot* op dat die mensche niet en vinde dwerc dwelc god gewrocht heeft, vant beginne totten eynde)

12

Daerom mercte ick, dat niet beters daer in en is, Dan vrolijc zijn, ende wel doen in zijn le-[kolom]uen,

13

☞ Want eenyegelic mensche die daer etet ende drincket, ende siet goet van alle sinen arbeyt, dat is een ghaue Gods.

14

Ic hebbe Ga naar margenoot* geleert) dat alle die wercken Gods, inder eewicheyt volherden, ende wi en connen daer niet toegedoen noch afdoen, Ende dat doet God, om datmen hem vreesen soude,

15

Wat geweest is, dat is noch, Ende wat worden sal, is al geweest, ende God vernieut dat wech gheghaen was.

16

Ga naar margenoot+Voort sach ick onder der Sonnen in die plaetse des oordeels, daer was ongodlicheyt, ende in die stadt der rechtuaerdiger, was Ga naar margenoot* boosheyt)

17

Ende doen dacht ic, seggende in mijnder herten, God sal oordeelen den rechtuaerdigen, ende ongodliken, ende dan salt wesen den tijt van allen dingen.

18

Ic sprac en mijnder herten vanden wesen der menschen, datse God proeuen soude, ende thoonen dat si den beesten ghelijc zijn,

19

Hierom is een verghanckelijcheyt ende doot den mensche gelijc den vee, Ghelijc die mensche sterft, so sterft ooc dat vee, ende hebben alle eenderley adem, Ende die mensche en heeft niet meer, dan die beesten, Ga naar margenoot+ Want het is al ydelheyt.

20

Het vaert al tot eender plaetsen, Tis al van aerde ghemaect, ende tsal weder in Ga naar margenoot* aerde) verkeeren,

21

Wie weet oft den Ga naar margenoot* geest) der kinderen van Adam opwaerts vare, ende den Ga naar margenoot* geest) des vees onderwaerts onder der aerden vare?

22

Ende ic beuant dat niet beters en is, dan dat die mensche vrolijc si, in sinen arbeyt, Ende dat dit is zijn deel, Want wie sal hem daer toe brenghen, dat hi sie, wat na hem gheschieden sal?

§ Aenmerckende der armer verdruckinghe, ende der quader laghen, der dwasen ledicheyt, arbeyt, ende zijn verghaderinghe, vint hi die ydelheyt.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
th. Wat kanmen meer gedoen, men arbeyde hoemen wil

margenoot*
the. Nochtans en kan die mensce niet vinden dwerc dat God doet noch dat beginne noch dat eynde.

margenoot*
h. gemerct

margenoot+
C
margenoot*
eh. een ongodlijcke,

margenoot+
D

margenoot*
thebr. stof

margenoot*
theb. adem
margenoot*
theb. adem § wie weet dat is ghy en weet niet wat morgen gescieden sal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken