Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe wijsheyt des menschen Ga naar margenoot* scijnt in) zijn aensichte, ende die alder machtichste sal zijn ghedaente veranderen viantlijck,

2

Ic neme des conincs mont waer, ende die gheboden des eedts Godts,

3

En haest niet van sinen aenschijn te ghaen, ende en blijft niet in een quaet werc, Want hi sal doen wat hem gelust,

4

Ende Ga naar margenoot* zijn woort) is vol van macht, ende niemant en mach tot hem seggen, Waer om doet ghi alsoo?

5

Wie dat ghebot onderhout, die en sal niet quaets onderuinden.

Eens wisen herte verstaet tijt ende antwoort,

6

Want eenyegelijc voornemen heeft sinen tijt ende bequame oorsake, Want die quellinghe des menschen, is vele by hem,

7

Want hi en weet niet wat gheweest is, ende toecomende dinghen en mach hi door geenen bode kennen

8

Ga naar margenoot* Ten is in des menschen machte niet) den gheest te verbieden, noch hi en heeft gheen macht ter tijt des steruens Ende en wort niet rustende ghelaten inden toecomenden strijdt, Ga naar margenoot+ ende dat ongoddelijck wesen en sal den ongodlijcken niet Ga naar margenoot* behouden.)

9

Alle dese dingen heb ic ouermerct ende gesien, ende gaf mijn herte, op alle die wercken, die onder der Sonnen geschieden. Een mensche heerschapt somtijden ouer eenen anderen tot zijn ongheluck,

10

Ende ick sach die on-[kolom]goddelijcke die begrauen waren, ☞ Die doen si noch leefden, waren in die heylige plaetse ende waren gepresen inder stadt, als oft si van heylige wercken geweest waren, dat is ooc ydelheyt.

11

Want om dat niet ter stont een oordeel en geschiet ouer die Ga naar margenoot* quade) daer door doen die kinderen der menschen boose wercken sonder eenighe vreese,

12

Ga naar margenoot+Al ist nochtans dat een sondaer hondert mael quaet doet, ende nochtans door lijdsaemheyt langhe verdragen wort, So weet ic nochtans, dat het wel gaen sal den ghenen die God vreesen, die zijn aensicht vreesen,

13

Den ongodliken en geschiede gheen goet, noch zijn dagen en moeten niet verlengt worden, maer si moeten voor bighaen gelijc een schaduwe, die God niet en vreesen.

14

Daer is oock een ydelheyt die opter aerden gesciet, Daer zijn rechtuaerdige dien veel dingen ouercomen als oft si wercken der ongodliker hadden gedaen, ende daer zijn ongodlike, die also vry sonder sorge zijn als oft si wercken der rechtuaerdiger hadden Ga naar margenoot+ Maer ic oordele dat, dalder ydelste te wesen

15

Daerom loefde ic die vruechde, dat die mensche niet beters en heeft onder der Sonnen dan dat hi ete ende drincke, ende vrolic si, ende dat alleen sal hi met hem wech dragen vanden arbeyt zijn leuen lanc, dat hem God gheeft onder der Sonnen.

16

Ende ic gaf mijn herte, om te weten de wijsheyt, ende om te aenschouwen die tweedrachticheyt die opter aerden geschiet, Daer is ooc een mensce, die noch dach noch nacht den slaep en vaet met sinen oogen,

17

Ende ic verstont dat van al den wercken Gods, die onder der Sonnen geschieden, die mensche gheen redenen en consten onderuinden, Ende so die mensche meer arbeyt, om te soecken, so sal hise te min vinden, Al ist ooc dat die wise seyt, dat hijt wete, hi en salt nochtans niet moghen vinden,

1

Dese dingen heb ic al ouerleit in mijnder herten, om dat ict naerstelijc soude vinden

§ Dat die rechtuaerdighe ende die wijse ende haer wercken in Gods hant zijn.

margenoot+
A
margenoot*
h. verlicht § Verliht dat is, si maect hem aengenaem.

margenoot*
h. sconincs woort

margenoot*
h. Een mensce en heeft gheen machte ouer den gheest,
margenoot+
B
margenoot*
th. verlossen

margenoot*
the. quade wercken

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken