Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ix. Capittel.

Ga naar margenoot+ REchtuaerdighe zijnder ende wijse, ende haer Ga naar margenoot* wercken) zijn in Gods hant nochtans so en weet die mensche niet, oft hi des torens, oft der liefden waerdich is

2

Ga naar margenoot* Maer alle dingen worden onseker gehouden, tot int toe comende,) om dat alle dinghen den eenen ghelijck den anderen geschieden, den rechtuaerdighen ende den ongodliken, den goeden ende den quaden, reynen gelijc den onreynen den offerende, gelijc dien die offerhanden versmaet, Gelijct den goeden gaet, also ghaetet den sondare oock, Ga naar margenoot+ Ghelijc den meyneedighen ghaet, alsoo ghaetet ooc dien die den

[pagina D6v]
[p. D6v]

warachtigen eedt Ga naar margenoot* sweert)

3

Dat is een boos dinck onder alle dat onder der Sonnen geschiet, want allen menschen, alle dinck alleleens geschiet, Daer af dat herte der menschen ooc vol archs wort ende versmadenisse in haeren leuen, ende na desen sullen si ter hellen neder geleyt worden.

4

Niemant en isser die eewelijck leeft, ende die van desen dingen betrouwen heeft, Een leuende hont is beter dan een doode Leew,

5

Want die leuende weten, dat si steruen sullen, Maer die doode, en weten niet, Ga naar margenoot* Maer noch, en hebben si ooc voort niet meer loons.)

Want haer gedachtenisse, is vergheten

6

ende die liefde, nijt ende haet, zijn te samen verghaen, ende en hebben gheen deel meer op deser werelt, in alle den wercke, dat onder der Sonnen gheschiet.

7

Ga naar margenoot+Alsoo ghaet henen, ende etet v broot met blijschappen, drinct uwen wijn met vrolicheyt Want uwe wercken behaghen Gode.

8

Laet uwe cleederen altoos wit zijn, Ende en laet van uwen hoofde gheen salue ghebreken.

9

Ghebruyct des leuens met uwen wiue, de welcke ghi bemint, Alle die daghen ws onstadichs leuens die v onder der Sonnen gegheuen zijn, al den tijt uwer ydelheyt, want dat is uwe deel inden leuen ende in uwen arbeyt, metten welcken ghi onder die Sonne arbeyt,

10

Alle wat v hant vermach te doene, dat doet naerstelijck, Want inder hellen daerwaerdts ghi vaert, en is noch werck, Ga naar margenoot*) noch kennisse, noch wijsheyt.

11

Ick keerde mi tot een ander, ende sach onder der Sonnen, dat den loop, den snellen niet toe en behoorde, Ga naar margenoot+ noch die oorloghe den starcken, noch dat die wijse gheen broot en hadden, noch die geleerde, die rijcdommen, noch die constelike meesters, die beuallijcheyt, Maer den tijt ende tgheual zijn in allen dinghen,

12

Oock en weet die mensche zijn eynde niet, maer ghelijck die visschen gheuanghen worden met een anghel, ende gelijck die vogelen met eenen stricke geuanghen worden, alsoo worden die menschen oock wech gheruct, ter quader tijt, als die hen onuerhoets ouer coemt.

13

Ick hebbe dese wijsheyt oock ghesien onder der Sonnen, die mi die grootste dochte

14

Dat een cleyne stadt was, ende luttel luyiden daer inne, Ende daer quam een groot coninc, ende belegerdese, ende timmerde groote bolwerck daer rontsomme,

15

Ende daer inne wert gheuonden, een arme wijse man die die selue stad, door zijn wijsheyt verlo-[kolom]ste, Ende gheene mensche en ghedachte des seluen armen mans,

16

Doen sprack ick, Wijsheyt is immer beter dan starcheyt, Hoe wort dan des armen wijsheyt veracht, ende sinen woorden gheen ghehoor ghegheuen, dat doet,

17

Der wijser woorden gelden meer bi den stillen, dan des heeren roepen bi den sotten,

18

want wijsheyt is beter dan harnas om te oorlogen, Ende Ga naar margenoot* die in eene sake sondighet sal veel goets verliesen.)

§ Vanden steruen der vlieghen, van eens wijsen ende sotten herte, van die temtatie te wederstane.

margenoot+
A
margenoot*
h. knechten

margenoot*
ten is niet int heb.
margenoot+
B
margenoot*
the. eyscht

margenoot*
the. Si en verdienen oock niet meer.

margenoot+
C

margenoot*
theb. noch conste

margenoot+
D

margenoot*
th. een eenige sondaer verderft veel goets

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken