Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ GRamscap sonder ontfermherticheit ouerquam den ongoddelijcken totten laetsten toe, Want hi wiste oock te voren haer toecoemende dinghen wel,

2

want als si weder ghekeert waren, ende toe gelaten hadden dat si hen seluen wtleiden souden, ende si die met grooter sorchfuldicheyt voor hadden gesonden, soo volchden hen wercken des berous nae,

3

Want doen si noch die weeninghe onder handen hadden, ende weenden aen de grauen der dooden, soo namen si een ander gedachte der onwetentheyt aen, ende die si biddende verworpen hadden, die veruolchdense als vluchtighe,

4

Want die verdienden noot, brachtse tot desen eynde, ende si verloren de ghedachtenisse der dinghen die ghebuert waren,

5

op dat pyninge soude veruullen tghene dat den plagen ghebrac, ende om dat v volck wonderlijc door soude ghaen, maer dat si een nieuwe doot souden beuinden.

6

Want alle creatuere wert als van tbegin ghestelt tot zijnder aert, Ga naar margenoot+ dienende uwen geboden, op dat v kinderen ongequest souden bewaert worden,

7

Want dye wolcke om scadude haer heyrlegers, ende die drooge aerde openbaerde wt den watere dat daer voor was ende in die roode zee eenen wech sonder belette, ende een groeyende velt van die zeer groo-[kolom]te diepte

8

door welck alle dat geslachte door ginc die met uwer hant bedect wert, siende uwe wonderlike dingen ende vremde dieren,

9

want si weyden de spise af als paerden, ende si verhuechden hen als lammeren, HERE v grootelic louende, diese verlost hebt,

10

want si noch waren gedachtich der dingen die geschiet waren int lant huerder vremtheyt, ghelijc als die aerde vliegen voort brachte voor die nacie der dyeren, ende die riuiere bracht voort een menichte van vorschen voor de visschen.

11

Ga naar margenoot+Maer ten laetsten saghen si een nieuwe schepsel der voghelen, doen si verleyt zijn door begeerlicheyt, begeerden spise der wellustiger brassingen,

12

Want na de aensprake des begheerten, quamen hen vander zee velthoenderen op, ende den sondaers ouerquamen quellingen, niet sonder teekenen die te voren hen gheschiet waren, door de cracht der vloeden, want si leden te rechte nae huer lieden schalcheden,

13

want si setten oock een mishagelijcke ongasturiheyt in, Sommige en ontfinghen gheen onbekende toecomelingen, maer sommighe brachten ghoede ghasten tot slauernije,

14

ende niet alleen dese dinghen, maer het hadde een ander aensien, want si ontfingen die buyten lieden ongewillichlijc,

15

Maer die dese met blyscapen ontfinghen, die dese insettinghen ghebruyct hadden, dye mismaecten si met die alderwreetste smerten.

16

Ga naar margenoot+ Maer si zijn met blintheyt gheslagen, ghelijck die, Ga naar margenoot+ in des rechtueerdighen dueren, als si met onuersienlike duysternissen waren bedect een yegelick socht den doorganc zijnder doren,

17

want als de elementen in hen seluen bekeert werden ghelijc tgeluyt verandert wort, in die orglen der verscheydenheyt, waer bi men dat wten sekeren gesichte selue schatten mach,

18

want die ackerachtige werden in warachtige verandert, ende alle dye swemmende waren, gingen ouer, in de eerde.

19

Dat vier was machtich int water bouen zijn cracht, ende dwater verghat die wtblusschende natuere,

20

Wederom die vlamme en quelde tvleesch der verderffelijcker dyeren nyet, die met hen wandelden, noch si en smelte die goede spijse nyet lichtelijck, Ga naar margenoot+ ghelijck ijs wort ghesmolten, In allen dingen maecte ghij HEERE v volck groot, ende ghi eerdet ende en versmades niet, in alder tijt ende in alle plaetse bystaende.

§ Hier eyndet tboeck der wijsheyt.

margenoot+
A

margenoot+
G

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot+
gene. xix.c

margenoot+
exod. xix.c

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken