Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xviij. Cap.

1

Ga naar margenoot+DIe inder eewicheyt leeft, schiep alle die dinghen te gader. Ga naar margenoot+ God sal alleen gherechtuaerdicht worden, ende blijft een onuerwonnen coninc inder eewicheyt

2

Wie sal genoech zijn om zijn wercken te vertellen?

3

Wie sal zijn groote daden ondersoecken?

4

Maer wie sal die cracht zijnder grootheyt vercondighen? oft wie sal daer bouen toedoen zijn ontfermherticheyt te vercondigen?

5

Het en is niet te minderen, oft toe te doen, noch ten is niet te vinden die groote daden Gods.

6

Als die mensche voleynt sal hebben, dan sal hi beghinnen, ende als hi gerust sal hebben, dan sal hi wercken.

7

Wat is die mensche, ende welck is zijn gracie, oft wat is zijn goet, oft wat is zijn scalcheyt?

8

Dat getal der menschen daghen is ten meesten hondert iaer, si zijn geacht als water druppelen inder zee, Ende gelijck dat keselinxken des zants, Ga naar margenoot+ also zijn cleyn die iaren teghen daghen des eewicheyts

9

Daerom is die HEERE lijtsaem in dien ende hi sal zijn ontfermherticheyt ouer hen wt storten.

10

Ga naar margenoot+Hi sach die vermetentheyt haerder herten, dat si quaet is, ende hi bekende haer verkeeringe, dat si scalc is.

11

Daerom veruulde hi zijn ghenadicheyt in dien, ende thoonde hen den wech der gherechticheyt.

12

Des menschen ontferminghe is tot sinen naesten, maer die ontfermherticheyt Gods is ouer alle vleesch.

13

Die ontfermherticheyt heeft, die leert, ende onderwijst als een herder zijn cudde.

14

Hi ontfermt ontfanghende die leeringhe der ontferminge, ende dien die na sine oordeelen haest.

15

Mijn kint, in goede dinghen en claecht niet, ende in alle ghiften en geeft gheen droefheyt des quaden woorts.

16

En sal den dauwe die hitte niet vercoelen? Also sal oock een woort bat dan die ghifte.

17

Siet en is dat woort niet bouen die goede gaue? Maer beyde zijn si met eenen gherechtuaerdighen mensche.

18

Een sot sal scherpelijck verwijten, Ga naar margenoot+ ende die ghaue eens onbeleefden mensche doet die ooghen etteren.

19

Voor dat oordeel bereyt v gherechticheyt, ende eer dat ghi spreect, so leeret. [kolom]

20

Voor die quale, doet medecijne daer toe, ende voor dat oordeel vraecht v seluen, ende in dat aenschouwen Gods sult ghi ghenadicheyt vinden.

21

Voor die quale verootmoedicht v, ende inden tijt der crancheyt thoont v wandelinghe, hoe ghi verkeert hebt,

22

En wort niet belet altoos te bidden, Ga naar margenoot+ ende en ontsiet v niet totter doot toe gerechtuaerdicht te worden, want Gods loon blijft inder eewicheyt.

23

Voor dat ghebet, bereyt v ziele, ende en wilt niet wesen als een mensche die God temteert. Ga naar margenoot+

24

Gedenct der gramscapen inden daghe der voleyndinge, ende ghi sult den tijt der betalinge maken inder verkeeringe. Ga naar margenoot+

25

Inden tijt der oueruloedicheyt so ghedenct der armoeden, ende den noot der armoeden inden dage der rijcdommen.

26

Van smorgens totten auont sal den tijt verandert worden, ende al dese dingen zijn snel voortgaende in gods oogen.

27

Een wijs mensche vreest in allen dinghen ende in die daghen der misdaden sal hi hem wachten van traecheyt.

28

Ga naar margenoot+Alle cloecke bekent wijsheyt, ende diese vindet sal hi bekenninghe gheuen,

29

Die wijsen in woorden hebben oock selue wijselijck ghedaen, ende si hebben die waerheyt, ende die gherechticheyt bekent, ende si hebben die bispraken ende oordeelen ondersocht.

30

En gaet niet na uwe begheerlicheden, Ga naar margenoot+ ende keert v van uwen wille.

31

Ist dat ghi uwer zielen haer begheerlicheden geeft, so sal si v maken in uwer vianden blijscap.

32

En verlusticht v niet inden scharen, noch inden weynighen. Want haer misdoeninge is gestadich.

33

En zijt niet middelbaer inden kijuen wt den woecker, ende niet is v niet in die werelt, want ghi sult anders uwer zielen nijdich zijn.

margenoot+
A
margenoot+
God heeft alle dinghen ghemaect.

margenoot+
Gen. vi a. psa. lxxxix

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
Lu. xviij.d Thes. v.d.

margenoot+
bouen .vi.b.

margenoot+
bouen .xi.c.

margenoot+
D

margenoot+
Ro. xiij.d.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken