Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe wijsheit sal haer siele louen, Ga naar margenoot+ ende sal in Gode geeert worden, ende si sal int midden haer volcs glorieren,

2

ende si sal haren mont in die vergaderingen des alder hoochsten open doen, ende si sal glorieren in dat aenschouwen haerder cracht,

3

ende si sal int midden haers volcs verheuen worden, ende si sal in heiliger volheit verwondert worden,

4

ende si sal lof hebben in die menichte der wtuercorender, ende si sal onder die ghebenedide ghebenedijt worden, segghende.

5

Ic ben voort ghecomen wt den monde des alderhoochste eerst geborene voor alle creature

6

Ic dede inden hemelen dat een onghebrekelijck licht op soude ghaen, ende ic decte alle die aerde als eenen neuel,

7

Ick heb gewoont inden hoochsten, ende minen throone is in dye colomne der wolcken,

8

Ic heb den omganc des hemels alleen omghaen, ende ick heb die diepte des afgronts doorgaen, ende ick heb in die vloeden der zee ghewandelt,

9

ende in alle het aertrijck heb ic gestaen,

10

Ende ic heb heerscappie ghehadt in alle volcken,

[pagina F8v]
[p. F8v]

ende in alle lieden,

11

ende ic hebbe met cracht alder hooger ende leegher herten vertreden.

Ga naar margenoot+ Ende in allen desen heb ic ruste ghesocht, ende ic sal in die erffenisse des HEEREN wonen.

12

Doen geboot ende seyde my de schepper alre dinghen, ende die my ghescapen heeft, rustede in minen tabernacule,

13

ende hi seide mi. Woont in Iacob, ende wordet geerft in Israel, ende schiet wortelen in mijn wtuercorene

14

Ic ben van tbeghin ende voor die werelt ghescapen, ende ic en sal niet aflaten, totter toecomender werelt toe, ende ic heb voor hem in die heilige wooninge ghedient.

15

Ende also ben ic in Sion geuesticht, ende in die gheheilichde stadt heb ic des ghelijcs gerust, ende in Ierusalem is mijn macht.

16

Ende ic wortelde in dat geersaemde wolc, ende die deelen mijns Gods is haer erffenisse, ende in die volheit der heylighen is mijn onthoudinge.

17

Als den ceder boom ben ic verhoocht in Libano, ende als cypresse inden berch Sion,

18

als den palm boom ben ic verhoocht in Cades, ende als die plantinge der roosen in Iericho,

19

Als die schoone olijfboom inden velde ben ic verhoghet, als die pladerboom bi twater in die straten.

20

Gelijc caneel ende balsame wel rieckende, Ga naar margenoot+ heb ic rueck ghegeuen, als wtuercoren myrre ghaf ic soeticheyt des ruecks,

21

ende als resine ende galigaen. ende nagele, ende dropen, ende als een ongehouwen Libanus bewasemde ic mijn wooninghe, ende mynen rueck is als een ongemengde Balsame,

22

Ende als eenen termentijn boom, heb ic mijn tacken wtghestrect, ende mijn tacken zijn vruchten der eeren ende der gratien.

23

Gelijc den wijn ghaert heb ic vrucht gemaect, soetheyt des ruecs, ende mijn bloemen zijn vruchten der eeren ende der eersaemheit.

24

Ic ben een moeder der scoonder liefden, ende der vreesen, ende der kennissen, ende des heiligen hopen.

25

In my is gracie al des leuens ende waerheyt, in my is alle hope des leuens, ende des duechs

26

Ghaet door tot my alle die my begeert, ende wordet veruult van mijnen gheslachten,

27

want minen gheest is soete bouen huenich ende mijn erffenisse is bouen huenichraten

28

mijn gedachtenisse is inden geslachte der eewicheit.

29

Die my eten, sullen noch hongeren ende die my drincken, sullen noch dorsten,

30

Die my hoort die en sal niet bescaemt worden, Ga naar margenoot+ ende die in mi wercken, en sullen niet zondighen.

31

Die my verlichten, sullen dat eewighe leuen hebben.

32

Alle dit is dat boeck des leuens, ende dat testament des alderhoocsten, ende dye kennis [kolom] der waerheyt.

33

Moses beual die wet in dye gerechticheden, ende die erffenisse den huyse Iacobs, ende die belooften Israels.

34

Hi heeft Dauid sinen knecht gheset, eenen alderstercsten coninc wt hem te verwecken, ende inden throne der eeren, sittende inder eewicheyt,

35

Die de wijsheit veruult als Phison ende als Tigris, Ga naar margenoot+ inden daghen der niewer vruchten

36

Dye den sinne veruult als Euphrates. Die vermenichfuldicht als dye Iordane inden tijt des oogsts.

37

Die onderwisinghe seyndet als licht, ende bystaende als Gion inden daghen alsmen den wijngaert leest,

38

Diet eerste volbrengt datmense kent, ende een onstercker en salse niet ondersoecken,

39

want zijn ghedachte sal oueruloeyen vander zee, Ga naar margenoot+ ende sinen raet inden grooten afgront.

40

Ic wijsheyt hebbe die stroomen wtghegoten.

41

Ick ben als eenen wech des onghemeten waters wt den riuieren, Ic ben als die riuiere Ga naar margenoot* Dorix, ende als eenen waterganc ben ic wt den paradise ghegaen.

42

Ic heb gheseyt, Ic sal minen hof der plantinghen nat maken, ende sal dye vrucht mijnder gheboorten droncken maken

43

Ende my is eenen oueruloeyenden wech gemaect, ende mijn riuier genaecte totter zee toe

44

Want ic verlichte alle menschen die leeringhe als die dagheraet, ende ic sal die vertellen tot verre toe.

45

Ic sal dooruaren alle die onderste deelen der aerden, ende ic sal alle slapende aensien, ende ic salse alle verlichten die inden HEERE hopen,

46

Noch sal ic die leeringhe wtgieten als een prophetie, ende ic salse laten den ghenen die wijsheit soecken, Ga naar margenoot+ ende ic en sal niet eynden in haren gheslachten, tot in die heilige eewicheyt toe.

47

Siet dat ic mi seluen niet alleen ghearbeyt heb, maer allen den ghenen die de waerheit soecken.

margenoot+
A
margenoot+
Een wijs man is altijt in glorien ende in vrolicheyt van herten ende van den menschen wert hi altijt geeert.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
Ioan. vi.d. ende .iiij.d

margenoot+
Iosue. iij.c Gene. ij.d.

margenoot+
D

margenoot*
Int griecx. Al die riuiere. Diorix. van den vloet

margenoot+
Nu. xxxij c


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken